Een transmissie uit de vruchtbare New Yorkse ondergrond die belandt op een Gents label. Negen jaar na hun debuutalbum Begin & Continue! laten multi-instrumentalisten Che Chen en Robbie Lee nog eens van zich horen met liveopnames van een tijd geleden.
Beide muzikanten zijn veelzijdige doe-het-zelvers die het niet houden bij één stiel. Che Chen, intussen vooral bekend als gitarist van duo 75 Dollar Bill, is ook een visueel artiest en tekende voor het artwork, terwijl Lee niet alleen bezig is als muzikant-componist, maar ook als studiotechnicus-producer. Hun kring van verwanten reikt van Mary Halvorson en Jozef van Wissem tot Neil Hagerty, Talibam! en Tetuzi Akiyama. Deze opnames dateren van een aantal jaren geleden, toen het duo al even in de weer was met muziek die weerstaat aan een simpele labeling.
Door het gebruik van — even inademen — basblokfluiten, tarogato, viool, harmonium, melodica, elektronica, tape machine en percussie zijn de mogelijkheden natuurlijk schier eindeloos, en het resultaat is dan ook een excentrieke aanranding van de oren, die zowel flirt met noise en minimale muziek als met pastorale folk, hedendaagse gecomponeerde muziek, vrije improvisatie en drones. Bij het begin van “Explain Please (The Stars Are Listening)”, dat de A-kant van het vinyl inpalmt, is het zelfs even twijfelen tussen een solo-opname van Peter Brötzmann of het verhakkelde geschal van een muezzin. Het nasale gereutel van de tarogato mist nooit z’n effect.
De repetitieve aanzet wordt meteen gecontrasteerd met krassend vioolgeweld, waarmee de toon gezet is. Vervolgens zijn de twee meer dan twintig minuten onderweg met bewegingen die al dan niet naadloos in elkaar overgaan en waarbij het ganse arsenaal binnenstebuiten gekeerd wordt. Nu eens met een bijna aandoenlijke gaafheid en lichtheid, waarin tintelende percussie voor de kleinste, rinkelende details zorgt, maar even later kan dat omslaan naar een dissonante klankenparade waar geen conventioneel geluid aan te pas komt. Industriële werkplaats, fluitende feedback en oosters ritualisme in een.
Vooral het gebruik van de kloeke blokfluiten levert een bijzonder effect op dat zowel onaards als antiek klinkt, en in combinatie met een snerpende viool al helemaal over de rooie gaat. Is de eerste albumhelft op papier het meest excentriek, dan is het door haar speelsheid en energie eigenlijk nog het meest toegankelijk. Op de B-kant is het korte “This Was The Only Spot That Was Green” vooral in de weer met gerekte klanken, met een combinatie van twee basblokfluiten die iets heeft van een uit de hand gelopen feestje in een afgelegen oerwoud. Het lange titelnummer is al net zo dissonant en ongrijpbaar als de A-kant, maar klinkt donkerder, claustrofobischer.
Vervormde fluit en viool blijven hier minutenlang op elkaar inwerken met een haast vijandige afstandelijkheid, aanhoudend gefluit en een (vermoedelijk) tape machine die bijdraagt aan die sinistere sfeer. Tegelijkertijd blijf je je wel bewust van het feit dat je nooit helemaal zeker bent van wat er gaande is. Het is misschien muziek die je pas ten volle kan appreciëren als het zich voor je ogen afspeelt. The Spectrum Does is niettemin een fascinerende oefening in musiceren op de tast, een oefening die door haar overduidelijke spontaniteit de bal ook naar de luisteraar kaatst. Veeleisend? Misschien. Maar vooral op maat van gretige, nieuwsgierige oren. Met een ontvankelijke luisterhouding geraak je minstens halfweg.