Vier songs. Samen goed voor tien minuten. Meer was er niet nodig om het aangezicht van de muziekbusiness te veranderen. Met hun Spiral Scratch-ep bewees Buzzcocks in januari 1977 dat je een plaat ook zelf kan uitbrengen. De independent scene die zo werd geboren zou nooit meer verdwijnen en de punkscene ver overstijgen.
Het was 1976, en de jonge student Howard Devoto had in NME gelezen over dat nieuwe fenomeen genaamd Sex Pistols. Hij trok met gitarist Pete Shelley naar Londen om dat eens in het echt te zien, en werd zo weggeblazen dat hij het ensemble van Johnny Rotten voor twee concerten naar zijn Manchester haalde. Subtiel programmeerde hij zijn eigen bandje, Buzzcocks, als voorprogramma van die tweede passage op 20 juli van die hete punkzomer.
Daar en dan kristalliseerde punk tot meer dan een kortstondige hype. Sex Pistols sloeg het aanwezige Manchester met verstomming, en liet een hoop jongeren achter met inspiratie voor een nieuwe toekomst, of die nu Joy Division, The Smiths of – ja, die zag Rotten ook niet aankomen – Simply Red zou heten. En Buzzcocks? Die had ook gezien hoe het nu moest, en zou bijna per ongeluk het zakelijke muzieklandschap veranderen.
Zo was het natuurlijk niet bedoeld, toen de band eind januari 1977 de Spiral Scratch-ep in eigen beheer uitbracht. “Een idioot idee, ik geef het toe”, grijnst Pete Shelley in John Robbs The North Will Rise Again – Manchester Music City (1977-1996). “Niemand deed dat toen. Platenfirma’s maakten platen, niet de groepen zelf. Maar wij ontdekten dat je de fabrikanten die dat vinyl persten, ook voor jou kon doen werken. Dus wij wilden een plaatje maken om aan onze vrienden te laten horen.”
500 pond. Meer was er niet nodig om duizend exemplaren te persen, en dat sprokkelde de groep bijeen door te lenen van vrienden en Shelleys vader. Met een simpele polaroid van de band op de voorkant en op de hoes een lijst van de overdubs die bij de opnames waren gebruikt — om te bewijzen hoe beperkt die waren gehouden — kon Spiral Scratch, uitgebracht op het eigen New Hormones-label, niet meer punk zijn. De verkoop verliep vooral via fanzines, maar de band vond ook steun bij de lokale afdeling van de grote Virgin-platenwinkels wiens manager het plaatje ook aan enkele collega’s opdrong. In geen tijd vloog die eerste persing de deur uit.
Ook in Londen vond Spiral Scratch voet aan de grond. Vooral in de immer vooruitblikkende platenzaak Rough Trade, waar eigenaar Geoff Travis geen beetje onder de indruk was. Hij bood de band meteen aan om het plaatje verder te verdelen naar bevriende platenwinkels in het land. Resultaat: een indrukwekkende eindstand van 16.000 verkochte exemplaren, voordat Buzzcocks later in 1977 bij United Artists tekent en de ep uit de handel wordt genomen.
Buzzcocks had het licht gezien, meer bands volgden in hun spoor, soms met een nog rabiatere attitude. The Desperate Bicycles gooide hun boekhouding meteen helemaal op straat. De hoes van hun “Smokescreen”-single telde netjes stuk per stuk uit waar de kosten (153 pond naar verluidt) voor het item dat je in handen had, precies vandaan kwamen. Natuurlijk werd het ding ook verdeeld door Rough Trade, net als al die andere kleine labels die plots overal de kop leken op te steken. Beggars Banquet was er één van, Mute een ander. Tegen 1980 was de wildgroei compleet met ook andere legendarische namen als Factory en 4AD, die allemaal hun eerste platen begonnen te plannen. Zelfs al zaten ze zelf op major CBS (Sony), ook The Clash was één en ander niet ontgaan. In “Hitsville UK” brachten ze in 1980 een eresaluut aan de bloeiende scene.
Onstuitbare energie
Ook in de VS bleef het niet stil. Uiteindelijk woedde het punkvirus daar al langer, en dus kon het niet anders dan dat muzikanten ook aan die kant van de oceaan het heft in eigen handen namen. Zo was er Evil Fonz, Glenn Danzig, die in 1977 al Plan 9 oprichtte om releases uit te brengen van zijn eigen band The Misfits, en later Samhain. Snel daarna zouden heel wat andere punks labels oprichten die een cruciale rol speelden in het Amerikaanse rock-‘n-rolllandschap van de jaren tachtig en specifiek in de verspreiding van de DIY-gedachte. Alternative Tentacles (1979), Dischord (1980) en Touch & Go (1981) zijn er enkele van, maar geen label drukte zo’n invloedrijke stempel op het decennium als het Californische SST Records. Dat Solid State Tuners had Greg Ginn al in de jaren zestig opgericht om via mail order elektronische apparatuur te verkopen. Toen de vroegste bezetting van zijn band Black Flag zo lang moest wachten op de release van zijn eerste ep Nervous Breakdown, besloot hij onder de naam SST ook hun platenzaakjes zelf te regelen.
Het was een klassiek verhaal van de juiste mensen op de juiste plaats. Er zat namelijk al even iets te broeien in de ondergrond van Californië, dat van proto-punk, Ramones en Engelse punk een gemene schop onder de kont kreeg. De rol van Black Flag én SST kan amper onderschat worden. Door een onstuitbare energie, een uitgebreid DIY-netwerk (stickers met de ‘Corporate Rock Still Sucks’-slogan waren alomtegenwoordig) en de bereidheid om het ganse continent te doorkruisen in een roestig busje – zoals Henry Rollins verslaat in het onmisbare Get In The Van over zijn periode bij Black Flag — groeiden band en label uit tot een synoniem van de indieaanpak.
Black Flag was de ultieme hardcoreband, maar ook een van de meest ongewone. De band week snel af van de kort/snel-regels en ging onder meer door buitensporig druggebruik en liefde voor Black Sabbath en freejazz (!) experimenteren met langere songs, slepende tempo’s en instrumentale releases. Uitgespuwd door puristen, werden ze wél een magneet voor een resem gelijkgezinden. The Minutemen waren er al, maar spoedig kregen ze gezelschap van bands als Meat Puppets, Hüsker Dü en Saint Vitus. Door het kritische succes van albums als Zen Arcade en Double Nickels On The Dime groeide het label definitief uit tot de toonaangevende speler binnen de punk én gitaarrock.
Heel even zag het ernaar uit dat er geen einde zou komen aan de dominantie van het label, want met Sonic Youth en Dinosaur Jr. werden halverwege de jaren tachtig een paar nieuwe heavyweights binnengehaald. Achter die succesvolle façade viel echter een andere toon te horen. De eeuwige egostrijd tussen Ginn en Rollins, die uiteindelijk tot het einde van Black Flag leidde, liet ook zien dat die eerste ook niet de verstandigste labelbaas was. SST werd productiever dan ooit, maar er werd geld verspild. Met de productie van degelijke, maar weinig opwindende psychedelica en freejazz was de verwatering ingezet. Bovendien werd duidelijk dat het zakelijk allesbehalve koosjer verliep. Hoewel velen zwegen, was er niet enkel een wig gedreven tussen Ginn en zijn voormalige bandgenoten (een strijd die decennia aanhield), maar ook tussen de bands op het label. Verwijten over achterstallige royalties en andere wanpraktijken, zorgden ervoor dat het verval na een fantastisch decennium ingezet was. Ondanks een paar heroplevingen zou SST Records ook nooit meer hetzelfde zijn.
Een derde van de markt
In Engeland was de indiescene ondertussen tot een klein fenomeen uitgegroeid, met Rough Trade als toetssteen. Toen Morrissey en Johnny Marr in 1982 beslisten dat de band die ze zouden oprichten — ze spraken elkaar net de tweede keer — bij een independent zou tekenen, was het niet het Factory Records uit hometown Manchester dat bovenaan stond, maar eerder dat label uit Londen. De relatie tussen platenbaas Geoff Travis en de eeuwig volatiele frontman zou nooit echt vlotten (“I never realized you wrote such bloody awful poetry, Mr. Shankly” zou maar een van de kissoffs uit het gelijknamige nummer op The Queen’s Dead zijn), maar het klopte. Het grootste onafhankelijke label moest wel de belangrijkste Britse indieband van de jaren tachtig strikken.
In die jaren waren de Britse independents op hun hoogtepunt. Samen met rivaal Pinnacle was Rough Trade als verdeler van al dat onafhankelijk geweld goed voor een klein derde van de Britse markt. Niet slecht voor iets dat begon met een stom plaatje van vier songs om aan je vrienden te laten horen. Maar zo ging het nu eenmaal, ook in de woorden van Travis. “Spiral Scratch was niet alleen de eerste DIY-plaat die de spirit van die tijd vatte, maar ook gewoon een geweldige schijf tout court. Het feit dat het zo populair werd, heeft ons het idee gegeven om dat distributienetwerk van onafhankelijke labels op te zetten. Dus laat ons maar toegeven dat we Buzzcocks behoorlijk wat verschuldigd zijn.”