Saxofonist Dave Rempis is de voorbije vijftien jaar uitgegroeid tot een van de meest opvallende improvisatoren uit Chicago. Geen enkel project kan ‘s mans veelzijdige kwaliteiten als muzikant-bandleider zo mooi in de verf zetten als zijn Percussion Quartet, waarvan de albumteller intussen op zeven kwam te staan. Cash And Carry werd opnieuw een hoogtepunt in de discografie van de betrokkenen.
Dat driekwart van de band stabiel gebleven is, en bassist Ingebrigt Håker Flaten intussen ook al enkele jaren (en drie albums) van de partij is, versterkt natuurlijk ook de cohesie van het samenspel. Dit is een band die in het overbevolkte wereldje van de vrije improvisatie een heel eigen hoekje afgebakend heeft, en waarbij de kwaliteiten van Rempis ook die van de band zijn. Er is het vermogen tot abstracte Europees aanvoelende vrijheid, maar ook die geworteldheid in de Noord-Amerikaanse jazz en de Chicago-traditie in het bijzonder. Maar het gaat hier ook wel verder, want de etnische invloeden die altijd al aanwezig waren, zij het soms meer impliciet, worden op prachtige wijze verwerkt in deze live-interactie.
Dat krijgt vorm in enkele kloeke stukken, die intussen het handelsmerk van de band geworden zijn. “Water Foul Run Amok” is meteen goed voor een verhaal van bijna veertig minuten op hoog niveau. Het kwartet speelt krachtig en schiet behoorlijk stevig uit de startblokken, maar in tegenstelling tot heel wat genregenoten krijg je hier zelden het gevoel dat die kracht het doel is. Dit is geen gratuit geweld, geen kabaal waarbinnen chaos en volume regeren. Interactie staat steeds centraal en het is voortdurend duidelijk hoe de muzikanten oor hebben voor elkaar en het samenspel, maar ook voor de individuele rollen. En als de hoogste uitdaging voor de improvisator het beperken van de afstand tussen idee en uitvoering is, dan is Rempis de ideale man om dit in goede banen te leiden.
Hij kan hier ook het voortouw nemen zonder het gevoel te geven dat die ritmesectie ten dienste staat van een leider die de koers bepaalt. Al snel krijg je immers die kenmerkende rollende energie van het kwartet, waarbij het potige basverkeer van Håker Flaten perfect ingebed is in het even gedreven als gedetailleerde spel van Tim Daisy en Frank Rosaly, die na jarenlange samenwerking fungeren als één orgaan. Daarover strooit Rempis die befaamde slierten, soms met haast delirische giftigheid, maar net zo goed met intens repetitieve patronen en voorwaartse stuwing. Tussen rauwe brulflarden, iele uitschieters en voortdurende manipulaties, van excentrieke trillingen tot verschuivende boventonen.
Ook in de kalmere momenten blinkt de band uit in samenhang en controle, al staat de textuur en aandacht voor het pure materiaal dan meer centraal. Luister ook hoe knap halverwege plots een funky ritme opduikt; het is het begin van een even minimaal als efficiënt ritme, waarin Rempis’ terugkeer op baritonsax – met later ook een imponerende solo tussen primaire grom, Afrikaans getinte melodie en ritmische verkenning – het aardse verkeer nog eens aandikt en een collectieve eindsprint inzet.
De beweging krijgt in de vijftien minuten van “Better Than Butter” een iets kortere ontwikkeling. De ritmesectie zet eerst in rust aan, tot Rempis het samenspel lijkt te willen doorklieven met die bekende scherpe toon en later van jetje kan geven met een combinatie van kracht en vloeiendheid. Ondertussen creëren de kompanen een etnische trance die je als luisteraar onderdompelt in een woelige hypnose, die in de laatste minuten een indrukwekkende intensiteit bereikt. Je moet er een beetje moeite voor doen, want de band gaat resoluut voor organische bewegingen van lange adem en geen gemiddeld gekletter met exotisch vernislaagje, maar wie het ervoor over heeft, wordt deelgenoot van een hecht en bruisend feest op soms imponerend hoog niveau.
De band speelt vanavond in DE Studio (Antwerpen) in de OORSTOF-reeks van Sound In Motion, met extra gasten Gino Coomans, Sep Francois en Niels Van Heertum. Ook op het programma: het trio Dog Life (Anna Högberg, Finn Loxbo & Mårten Magnefors).