Met de markante, soms streng minimalistische muziek van zijn van bezetting wisselende Ensemble, is de Noor Christian Wallumrød uitgegroeid tot een van de meest gerespecteerde muzikanten van zijn generatie. Het is dan ook een beetje verrassend dat Pianokammer nog maar de eerste solorelease is in een carrière die intussen meer dan twee decennia overspant.
Wallumrød, oudere broer van de minstens even opmerkelijke Susanna (die met haar Magical Orchestra), is als pianist en componist een scharnierfiguur die verschillende werelden bij elkaar brengt. Minimalisme, modern gecomponeerde muziek, barok en folkuitlopers kwamen vooral bij elkaar in een reeks albums voor het ECM-label die hem een status bezorgd hebben die weinigen gegeven is. Daardoor voelt deze plaat voor het Hubro-label ineens aan als een verrassend ongedwongen tussendoortje. Hoewel de invloed van de studio en de manipulaties groter dan ooit zijn, is Pianokammer vermoedelijk ook ’s mans meest persoonlijke plaat.
Met een lengte van 37 minuten is heteen verrassend korte plaat geworden, maar daardoor ook zeer vlot verteerbaar. Niet dat het bij een langere duur zo’n onoverkomelijk probleem zou zijn, want de diversiteit van de songs, gepresenteerd via een afwisseling van experimentele en meer traditioneel klinkende voorbeelden, maakt van dit geheel een knappe staalkaart. Voor elk stuk dat neigt naar het experiment krijg je er meteen ook eentje dat je nooit zou verwachten van dit soort muzikant.
Opener “Fahrkunst” houdt zich resoluut in de wereld van abstracte klanken op, met een langzaam opduikende drone. Het heeft iets van een ouderwetse synthgolf, maar het is wel degelijk het resultaat van spelen met een piano, maar ook met uiteenlopende opnametechnieken, resonanties en productie-ingrepen. Het is alleszins een donkere, bijna onheilspellende aanzet, een tergend traag en galmend klankenspel waar klankschalen aan te pas lijken te komen. “Second Fahrkunst” lijkt een verwijzing naar “Rain” uit Steve Lacy’s Precipitation Suite: noten vallen als druppels op het ivoor en leiden tot een merkwaardige plensbui, terwijl resonanties blijven verder galmen en het binnenwerk van de piano zacht bepoteld wordt.
“School Of Ecofisk” gaat aanvankelijk een andere kant uit, met echoënde klanken, maar ook daar mondt het uit in een ivoren regenbui, met dat verschil dat er van resonerende klanken niks te bespeuren valt. Hier lijken het wel kiezelsteentjes die in de piano en op het klavier kletteren. Het verschil met de drie toegankelijke stukken kan moeilijk groter zijn. Zo is “Hoksang” een folkgetinte, lyrische ballade die sober en charmant door Noordelijke hoogvlaktes zweeft. Rond een aanhoudende linkerhand bouwt Wallumrød hier een charmante song, die verankerd is in de traditie op een manier die je hier en daar ook tegenkomt bij Noorse trio’s als Moskus of In The Country.
Meest opvallend zijn “Boyd 1970” en “Lassome”, die eigenlijk regelrecht in de (rhythm &) blues duiken. Is het eerste stuk er nog eentje dat traag op gang komt en wat onderontwikkeld aanvoelt, dan heeft het ook een geinige after hours-charme, als een spontane vingeroefening in de late uurtjes. Zou het verwijzen naar pianist Eddie Boyd, de man die iets voor 1970 o.m. opgepikt werd door de vroege Fleetwood Mac? “Lassome” krijgt een sterkere stuwing, is nog repetitiever, robuuster, goed voor een aanhoudende groove. Of toch tot de pianobuikgolven na een tijd de kop opsteken en de compositie vervolgens oplost in een wazige drone, die belandt bij de stilte waar Pianokammer een goed half uur eerder mee van start ging.
Het album is dus best verrassend. Het zoekt heil in experimentele oorden, maar bevat tegelijkertijd enkele songs die daarnaast erg lichtvoetig klinken. Zo lichtvoetig zelfs dat je je gaat afvragen of je iets gemist hebt. Een mooie intentie en afwisseling, al blijven de stukken ook een beetje onwennig naast elkaar staan, als een stel doorregende passagiers op een overvolle tram.