Al vijfentwintig jaar lang is De Kift een unieke band in het Nederlandse muzieklandschap. Met veel zin voor theater paart de groep literaire teksten aan een hoogst eigenzinnige mix van rock, Balkanmuziek en fanfareblazers met een onweerstaanbaar geheel tot gevolg. Nu de groep die kwarteeuw komend weekend viert met het Sauzig-festival in de Amsterdamse Paradiso, gaat enola op zoek naar de roots van de groep. Hoe kwam een groep punkers ooit op zo’n bizar pad terecht?
Want punkers waren gitarist Ferry Heijne en drummer Wim ter Weele wel: op jonge leeftijd het huis uit (“Niet omdat de verhouding met mijn ouders niet goed was, maar omdat ik daar de kans toe had”, zou ter Weele ooit toegeven), onderdak gezocht in een kraakpand, en alle geneugten van de jonge muziekscene ontdekt. Toen De Kift in 1988 werd gevormd, hadden ze er elk dus al een leven opzitten in charmant genaamde bandjes als Svätsox, Rondos en zelfs The Ex.
De Kift als tweede begin dus. Fouten waren gemaakt en zouden rechtgezet worden. “Ik vond het altijd zo treurig als je bandjes jarenlang demo’s zag maken en opsturen naar platenfirma’s in de hoop dat iemand reageerde; een heilloze weg”, zegt ter Weele. En dus zou deze nieuwe groep alles strak in handen houden. “Dat vond ik immers het meest interessante aan de punkbeweging; dat je alles consequent zelf doet; van boekingen over artwork van de cd’s tot de verkoop. Dat het niet vanzelfsprekend is dat je dat uit handen geeft en je beperkt tot het maken van muziek.”
Fanfare in de regen
Het was ondertussen twaalf jaar na Nevermind The Bollocks, meer dan tien jaar na het uur nul. Natuurlijk kon De Kift geen ordinaire punkgroep worden. Heijne haalde dus zijn oude trompet van onder het stof. Ter Weele: “We zagen onszelf ook een beetje als een fanfare in de regen. De diepe treurigheid die dat uitstraalde als het dan begon te gieten, en die muzikanten toch spijkerhard bleven doorspelen; dat was een beeld dat ons inspireerde. Of we het gevoel hadden dat we daarvoor met allerhande punkregels moesten breken? Ach neen. Punk bestond voornamelijk uit snel en hard spelen; dat kon niet blijven duren, dus ook wij dachten dat er meer moest bestaan.”
Een belangrijke beslissing: De Kift zou Nederlandstalig zijn of niet zijn. “Als je iets te vertellen hebt; waarom dat niet doen in je eigen taal?”, was het idee. “We probeerden ons tekstueel en muzikaal uit te drukken in onze eigen taal, want de gevoelswaarde daarvan kun je veel beter beoordelen. De Engelse teksten van die Nederlandse bands waren immers niet om over naar huis te schrijven als je die vertaalde. (schatert) Hopeloze troep vaak.”
Debuutplaat IJverzucht werd opgenomen: een prille schets van wat het later zou worden, maar de vingerafdruk van punk stond er nog dik op. En net toen die plaat wat reactie begon los te weken, vertrokken zanger en tekstschrijver Maarten Oudshoorn en bassist Jacco Butter. De Kift moest zichzelf herdenken. “Wij konden dan misschien wel aardig muziek maken, maar goeie teksten schrijven is een ander verhaal”, herinnert de drummer zich. Toch bleef de band vier jaar lang stug verder zoeken. “Het heeft ons behoorlijk wat moeite gekost om een nieuwe vorm te vinden, maar daar kwam de overweging bij dat punk zijn werk had gedaan en dat het geen zin had om te blijven hangen. Toen het onmogelijk bleek om een vervanger voor Maarten te vinden, is Ferry dus gaan zingen.”
Krankenhaus, de plaat die uit die lange zoektocht te voorschijn kwam, bleek muzikaal iets anders. En daar zat de oplossing voor het tekstprobleem voor veel tussen. “We vonden Duitse literatuur over de Eerste en Tweede Wereldoorlog waar we wel iets mee wilden doen, en dat heeft de muziek beïnvloed.” Meer blazers werden aangesleept en “de hele vanzelfsprekendheid van gitaar-bas-drum hebben we toen losgelaten. Je kan ook nummers maken met alleen maar gitaar of piano.”
En teksten kun je dus uit de wereldliteratuur halen, soms meerdere auteurs in één nummer. Knippen en plakken? Ter Weele ziet het anders. “De enige voorwaarde was dat we de tekst zo goed mogelijk naar voor brachten, en vooral ook: in zijn waarde lieten. Je kunt er niet zomaar mee aan de haal gaan, en dat is best wel moeilijk. Maar het is eigenlijk altijd wel gelukt. We hebben ook op elke cd heel specifiek van elke tekst vermeld wat de oorsprong is, ook als een nummer uit drie of vier verschillende bronnen is samengesteld.”
Duivels draaiorgel
Optredens werden ondertussen een belevenis, met een Heijne die het grote gebaar niet schuwt, en ter Weele die voor de percussie de gekste elementen gebruikt. Zo is de climax van “Hoofdkaas”, uit 2008, een grote doos blikken die wordt omgekieperd, en vees hij ooit een drumfiets in elkaar. En dan waren er nog de cd’s die nu eens in een kookboek, dan weer in een schilderijlijst werden verpakt. “Daar werken we met plezier aan”, zegt de drummer, “je probeert er een geheel van te maken. Ik vind het nogal raar om heel je ziel en zaligheid in een cd te leggen, en die dan in zo’n lullig plastic doosje te steken. Dat is zo’n zonde, want daar kun je ook veel mee uitdrukken. Net zoals met die tuigen: er mag nagedacht worden over decor en kleding, want het is uiteindelijk een show die je brengt. Het theatrale aspect van een voorstelling is altijd belangrijk geweest. Je wilt je publiek bij je muziek betrekken. En natuurlijk gaat het ook om klank: ons duivels draaiorgel Brik is een enorme machine, die mechanische muziek maakt; niet stil te zetten bij wijze van spreken. Zo’n ding vonden wij een erg inspirerend idee, en het ziet er ook geweldig uit; volkomen over the top. Dat inspireert om daar ook iets mee te gaan doen; je verdiept je in de geschiedenis van die dingen, verzamelt platenhoezen van die orgelmuziek,.. Je zoekt verhalen op van mensen die zich op zulke pogingen tot mechanische muziek hebben geworpen. Erg leuk.”
En zo had De Kift zijn eigen stem gevonden: niet punk, niet fanfare, maar een hybride van alles wat de groepsleden had gevormd. Dichte familie is er niet, daarvoor is de groep te apart, maar er zijn gelijkgestemden. Wie de groep al eens zag optreden met dat duivelse draaiorgel — een wandgrote constructie lawaaierig afval en stofzuigers — moet onwillekeurig aan de schroothoop van Einstürzende Neubauten denken. Ter Weele ziet de verwantschap met andere typisch Europese groepen als TC Matic en de Neue Deutsche Welle ook wel. Allemaal anders, maar elk nadrukkelijk teruggrijpend naar een eigen traditie, wég van de Angelsaksische dominantie: “De Kift is net begonnen — misschien nog niet bij IJverzucht, maar zeker bij Krankenhaus — om de andere kant uit te gaan, richting Duitsland en zelfs Rusland, vanwaar we erg veel teksten gebruiken. De beslissing om in het Nederlands te gaan zingen, was op dat vlak ook al erg belangrijk. Dat je je niet automatisch alleen maar op dat Engels richtte, maar naar je eigen omgeving en historie ging kijken. Daarom dat we ook elementen als fanfare omarmden. We wilden dat niet als minderwaardig beschouwen. Ook dat heeft een oorsprong, en komt direct uit je eigen omgeving. Het was dus zelfs logischer om daarmee aan de gang te gaan in plaats van weer een Amerikaanse bluesband na te doen. Dat was nou wel een keer genoeg gedaan.”
De Kift viert zijn vijfentwintigste verjaardag met een festival in Paradiso in Amsterdam op zaterdag 26 oktober.