De knipoog naar Mad Men, of althans naar eenzelfde periode als de befaamde reeks rond reclamemakers uit de jaren zestig in de videoclip "Try To Sleep", mag exemplarisch heten voor het nieuwe Low-album. Na het stevigere werk van The Great Destroyer en het gestoei met drumcomputers op Drums & Guns zoekt de band met C’ Mon opnieuw rustigere vaarwateren op.
Het is aanlokkelijk om in de eerste plaats met Trust parallellen te zoeken, aangezien de groep is teruggekeerd naar de oude kerk waar ook dit album werd opgenomen. Toch is C’Mon een heel andere plaat geworden dan zijn voorgangers. Een eerste en opvallend verschil is de lichtvoetigheid die in het album geslopen is. Waar Low in de eerste plaats weemoed en soms zelf louter duisternis opzocht, mag op dit album de zon tussen de kieren en gaten schijnen zonder dat het allesverblindend wordt.
Een mooi voorbeeld daarvan vormt "You See Everything" dat vocaal door Mimi Parker gedragen wordt terwijl eega Alan Sparhawk een ingetogen gitaar aanlevert. De trefzekere, repetitieve piano-aanslagen roepen daarenboven een onschuldiger tijdperk op dat nergens overschaduwd wordt door Parkers resonerende drumslagen. Ook de single "Try To Sleep" (ditmaal met Sparhawk op zang) dat zich als een vreemd wiegeliedje aanbiedt (opnieuw met de galmende drums van Parker) kan in dit straatje geplaatst worden. Dat zelfs het grimmigere "Witches" ondanks alles nooit echt donker wordt, mag in deze exemplarisch heten.
Toch voelt Low zich in tegenstelling tot bijvoorbeeld op Drums & Guns niet helemaal thuis met dit nieuwe geluid. Niet alleen bij "Witches" blijft het gevoel dat er iets wringt, ook het nochtans knappe "Majesty Magic" lijkt niet helemaal op zijn plaats bij dit album. De samenhang van andere Low-platen blijft achter op de songs zelf, waardoor C’Mon veeleer een verzameling knappe songs (al dan niet onderling verbonden) dan een hechte plaat is. Het blijft een detail uiteraard, dat verbleekt bij de ingetogenheid van "$20" of het meeslepende "Nightingale", al knaagt het onverstoorbaar door.
Hoort het countryverwante "Somethings Turning Over" bijvoorbeeld hand in hand te lopen met het (country)gospelgelijke "Done" (met een prachtige slidegitaar), dan is de verwantschap met het poppier en meer uptempo "Especially Me" alvast twijfelachtiger. Laat staan dat het acht minuten durende en verder sublieme "Nothing But Heart" zomaar in het rijtje laat plaatsen. Nochtans is net deze song een mooie samenvatting van waar Low voor stond en staat en geeft het eveneens treffend de plaat weer: weemoed en hoop wandelen samen een onbekende horizon tegemoet terwijl de verschillende instrumenten zoveel ademruimte krijgen dat ze zich elk in een andere ruimte lijken te bevinden.
C’Mon verschijnt vier jaar na het indrukwekkende Drums & Guns en geldt meteen ook als het visitekaartje van nieuwe bassist Steve Garrington. En hoewel de plaat nergens teleur stelt, blijft het gevoel nazinderen dat de band zelf nog niet helemaal zeker is welke richting hij uit wil. C’Mon is niet de klassieker die bijvoorbeeld Things We Lost In The Fire is geworden, maar bevat wel voldoende songs die tot publiekslievelingen kunnen uitgroeien. C’Mon is een groeiplaat, voor de luisteraar en voor de band.
Low speelt op 21 mei in de Botanique.