“Draw The Line”, als in: een streep trekken onder alles wat hij tot nu toe gedaan heeft. Dat was Grays bedoeling. Een echt nieuwe start is zijn zevende volwaardige plaat echter niet, noem het eerder een overzicht, een best of van alles wat hij tot dusver heeft gemaakt, in elf nieuwe nummers.
Nog één keer en dan nooit meer: het blijft toch tragisch dat velen White Ladder uit 2000 nog steeds als Grays debuut zien, en zo zijn eerste drie platen — A Century Ends, Flesh en Sell Sell Sell — uit de jaren negentig even simpel als schandalig over het hoofd zien. De beste songs op die platen, zoals “Shine”, “Lullaby” en “Everytime”, zijn ruwe diamanten die zijn werk van dit decennium minstens evenaren, zo niet overtreffen. Naar iemand die zijn stem schor schreeuwt met het hart in de hand, werd echter niet omgekeken in de nadagen van de grunge en de hoogdagen van de Britpop, tenzij je Jeff Buckley heette. Een geestesgenoot als Damien Rice was vijftien jaar geleden ongetwijfeld hetzelfde overkomen. Maar voor de rest houdt elke vergelijking op. Wie z’n singer-songwriter zonder drama queen-poses (Rice) en zonder kermisfuifemoties of frituurromantiek wilt (James Blunt et les autres), is bij Gray aan het juiste adres.
Op White Ladder (toegegeven, nog steeds zijn meest consistente plaat) breidde zachte elektronica een warme sjaal rond zijn hartenleed. Frustratie en zelfs cynisme maakten plaats voor mijmeringen en twijfels in zijn teksten. Mede-architect van dat even plotse als verdiende succes was McClune die ook op de taaie en allesbehalve evidente opvolger A New Day At Midnight en het ondertussen vier jaar oude Life In Slow Motion mee aan de meeste songs sleutelde.
Op dat gebied maakt
Toch zijn het nu net de strijkersarrangementen die op het einde van “Jackdaw” voor een van de kippenvelmomenten zorgen, terwijl het uitmuntende slotnummer “Full Steam Ahead”, een duet met Annie Lennox, met zijn brede orkestratie tot een gracieus orgelpunt van de plaat leidt. “Jackdaw” mag zijn voet gerust naast doorbraakhit “Babylon” zetten, terwijl het ontzettend weemoedige “Kathleen” “This Year’s Love” in herinnering fluistert — Gray heeft een neus voor pakkende melodieën en heeft niet meer dan één juiste zanglijn nodig om een song aan een vleeshaak los door uw hart te hangen.
“Kathleen” is trouwens een van die typische Graysongs die met het hoofd naar beneden een zoveelste doodlopend liefdespad afstrompelen en de meegebrachte bos bloemen over straat slepen. Ook op Draw The Line zijn “liefde” en “ellende” nog steeds synoniemen (“I swam the sea of psychotic puke, nursing my love like a guilty pang” klinkt het in “Stella The Artist”), maar pathetisch wordt het nooit. Ook niet wanneer Gray in een bui van verbeten naïviteit “I still want you” blijft schreeuwen terwijl Zij hem ongetwijfeld vergeten is als de persoon waar ze zonet nog naast zat op de trein.
Net als A New Day At Midnight heeft Draw The Line best wel een lange incubatietijd nodig. Songs als “Nemesis” en “Transformation” hadden dan ook gerust op die toch onderschatte opvolger van White Ladder kunnen staan, en waren er zelfs twee bescheiden hoogtepuntjes op geweest. Lichtpuntjes echter allerminst, het blijft Gray. Blijven toch, tegen Grays gewoonte in, in de middelmaat steken: “Stella The Artist” en vooral “Harder”, die beide rustig voortkabbelen zonder dat Gray er een melodieuze steen in verlegt.
Vier jaar duurde het eer Gray klaar was met dit Draw The Line. In interviews geeft hij aan dat hij zo graag eens een essentiële plaat wil maken, een plaat die iedereen gehoord wil en moet hebben. Wat ons betreft, heeft hij er al twee: A Century Ends en White Ladder, maar wij durven er op een onbewaakt moment toch al zijn andere platen in één adem bij noemen. Zoals nu. Draw The Line is immers weer een uitstekende, bezielde plaat zoals we er nooit genoeg kunnen hebben. En zeker niet van Gray.