Platen die knal op de middenmoot eindigen: eigenlijk zijn ze vervelender dan regelrechte miskleunen. Doordat ze irritatie noch blijdschap opwekken, hadden ze net zo goed niet kunnen bestaan. Gelukkig zijn er in het geval van het debuut van Noah And The Whale nog enkele lichtpuntjes te bespeuren.
Verrassend hoe sommige releases zeer uiteenlopende reacties oproepen. Waar zo’n polarisering bij platen als Chinese Democracy nog enigszins begrijpelijk is, is ze bij debuutplaten van onschuldige folkies eerder verrassend. En toch: zo hard als Peaceful, The World Lays Me Down her en der opgehemeld wordt, zo vernietigend zijn de reacties elders.
Terwijl de waarheid misschien wel gewoon in het midden ligt. Het debuut van dit naar de film The Squid And The Whale en zijn regisseur Noah Baumbach genoemd Brits viertal bevat immers een handvol sterke songs, en wordt verder tot een respectabele elf nummers aangevuld met doorslagjes en andere mindere creaties. Het e.p.-syndroom, jawel.
Al lijkt daar bij aanvang van Peaceful, The World Lays Me Down geen sprake van te zijn. De plaat begint namelijk veelbelovend met “2 Atoms In A Molecule”, een onschuldig liefdesnummer dat, net als het even puike “5 Years Time”, knipoogt naar Jeffrey Lewis. Met zijn blazers en opgedreven tempo weet ook “Shape Of My Heart” te begeesteren, een kwaliteit waar ook de ingetogen en tot pretoogjes aanzettende titeltrack op kan bogen. Maar dan hebben we het wel zowat gehad.
Het afsluitende “Hold My Hand As I’m Lowered” toont in zijn slotminuten nog een glans van bevlogenheid, maar om meer dan een krampachtige opflakkering gaat het niet, zeker niet gezien de ronduit saaie eerste minuten van de song. En dan zijn er nog nummers als “Mary” en “Jocasta” die weliswaar barsten van de goede bedoelingen, maar nooit overtuigend uit de hoek komen, met het nodige gegeeuw van onze kant als gevolg.
Peaceful, The World Lays Me Down is zo’n plaat die gewoon naar de eindmeet kabbelt. Het album kan weliswaar bol staan van de goede bedoelingen, de luisteraar raken, doet Noah And The Whale eigenlijk nergens. Daarmee is deze plaat zo’n beetje de oploskoffie van de singersongwriter-popgroepjes: het ziet er echt uit, maar na consumptie blijkt het vooral iets om snel te vergeten.
Weinig reden tot euforie, met andere woorden, maar evengoed heeft het niet veel zin aan deze eerste Noah And The Whale veel energie te verspillen, zeker niet in deze dagen van vrede en verzoening. De plaat is er nu eenmaal, en daarmee is zowat alles gezegd. Met een beetje geluk bouwt de band verder op de paar elementen van dit album die potentieel in zich dragen en komt er een vervolg dat wél aan de borst gedrukt kan worden. In het andere geval: ach ja.