De groepsnaam laat een ranzig derderangsbandje vermoeden wiens rammelpunk doorspekt is met gore pornografische beelden en dito teksten, maar Bohren & Der Club Of Gore tapt uit een heel ander vaatje. Want zo het woord Unheimlich niet bestond, dan had men het speciaal voor deze groep uitgedacht.
Het kwartet werkt sinds 1992 gestaag aan een discografie die zichzelf omschrijven laat als het auditieve equivalent van slepende duisternis en grootstadaliënatie. De band ontstond in 1988 uit een gemeenschappelijke voorliefde voor grindcore, doom en death metal, al viel daar op het debuut alvast niets van te merken. Van bij de start wou de groep immers muziek brengen die ze zelf omschrijven als “doom ridden jazz music”. Het idee hierachter is dat het mogelijk moet zijn om de logge duisternis van doom metal te koppelen aan het vals-luchtige noir-gevoel van jazz.
Op Gore Motel en de dubbel-cd Midnight Radio was een verstikkend geluid te horen dat elke ademteug afsneed. Loodzware gordijnen van doomjazz sloten alle licht buiten en dompelden de luisteraar onder in een eindeloze poel van lethargie. In 1996 verliet gitarist Reiner Henseleit de band en nam saxofonist/pianist Christoph Clöser zijn plaats in. Op Sunset Mission zorgde de saxofoon voor een welkome afwisseling voor het alles opslokkende geluid van de vorige platen.
De volgende twee albums, Black Earth en Geisterfaust (waarop elke song naar een vinger vernoemd werd), strompelden het ingeslagen pad verder in zodat het geen verwondering mag wekken dat op Dolores opnieuw met dezelfde tinten zwart gewerkt wordt. De platen en nummers vormen dan ook variaties op eenzelfde thema, waarbij subtiele wijzigingen en nauwelijks merkbare details het verschil uitmaken.
Een gedetailleerde omschrijving van Dolores leidt nergens heen, tenzij men er een synoniemenlijst bijsleurt en zichzelf in zo poëtisch mogelijke bewoordingen telkenmale opnieuw uitlaat over hoe duistere ambient met de nodige doomtoetsen binnen een jazzsetting tot zijn recht komt. Een andere voor de hand liggende verwijzing is uiteraard David Lynch, omdat dit kwartet als geen ander de onderhuidse spanningen en obsessies die rijkelijk aanwezig zijn in Lynch’s films auditief weten in te vullen.
Een enkele keer wordt van het stramien afgeweken en krijgt een nummer een onverwachte wending die de algemene sfeer van de plaat en band des te meer onderstreept. Zo schetst de loungetoets in “Karin” veeleer hoe de heren van de hel zichzelf vermaken op een rustig avondje dan dat het de teneur van een tropicaliafeestje weergeeft. Ook “Still Am Tresen”, dat de saxofoon mee laat huilen, heeft weinig goeds in petto. Dat het nummer tot het meest optimistische van Dolores gerekend mag worden, is veelzeggend.
Dat er op tien nummers slechts enkele variaties (zie ook “Welten” en “Faul”) te vinden zijn, is veelzeggend maar vormt geen zwaktebod. Het tegendeel is eerder waar: het minimalisme van Bohren & Der Club Of Gore zegt veel meer dan een overduidelijk en luidruchtig statement. Dolores wil niet met veel geraas door een opengetrapte deur naar binnen stormen, maar verkiest sluiks binnen te glippen. Dat de albumtitel zich laat vertalen als “deerlijk”, zou als uitleg moeten volstaan.