“The boy Gedge has written some of the best love songs of the Rock ‘n’ Roll Era. You may dispute this, but I’m right and you’re wrong!” John Peel had er ook aan kunnen toevoegen dat de songs van David Gedge doorgaans verzuipen in mislukking, teleurstelling en frustratie (dat zijn de beste liefdesliedjes!). Op album #7 is dat niet anders, al levert het ook zijn beste plaat op in zowat zeventien jaar.
Ooit zou The Wedding Present de troon van The Smiths gaan veroveren. Eind jaren tachtig was het succes in het thuisland inderdaad aanzienlijk, maar al snel werd de groep verbannen naar de status van kerels in de marge waar je op kon rekenen. Ze waren goed, maar zelden hip en werden verweten geen ambitie te hebben. Toch is de tijd hen goedgezind geweest. Debuut George Best (1987) mag er nog steeds zijn en Seamonsters (1991), dat ze opnamen met Steve Albini terwijl de collega’s naar de grond staarden en zich klaarmaakten voor de Britpoprevival van enkele jaren later, staat voor ons nog steeds geboekstaafd als een van de onterecht vergeten klassiekers van het Nirvana-jaar.
Het was een harde, noisy plaat die Gedges monologen over afwijzing en de edele kunst van het onderspit delven bijzonder goed in de verf zette. De nasale, soms gemompelde zang van de voorman klinkt op het eerste gehoor laconiek, soms vals en zelfs saai, maar onder dat oppervlak schuilt er steeds een forse dosis zelfrelativering, verstand en humor. Dat talent voor rake observaties heeft de songschrijver duidelijk niet in de steek gelaten, want achter elke schrijnende confrontatie schuilt er een kwinkslag (“When I stare at you, okay it’s just a jpeg, I have a few” gaat het in “Model, Actress, Whatever…”). Vrouwen zijn onbegrijpelijke, onbereikbare, maar opwindende wezens en als ze dan toch te strikken zijn, dan duurt het niet lang voor ze terugkeren naar hun verloofde, ex, of een andere minnaar die het beter aan boord legt.
Voor El Rey werd opnieuw samengewerkt met Albini en de plaat bevat de sterkste songs die Gedge met The Wedding Present of Cinerama (1998-2003) opnam sinds de vroege jaren negentig. Het helpt ook dat Albini deze band beter aanvoelt dan wie ook en de groep vanaf “Santa Ana Winds” een potigheid meegeeft die hij te lang ontbeerde. Er is geen sprake van nieuwigheden of flauwe om aandacht en goedkeuring smekende gimmicks. Deze band blijft bij zijn leest, maar de combinatie van die gortdroge no nonsense-sound, melancholie en Gedges beperkte gecroon maakt steeds alles goed. Meteen valt ook op dat de band er opnieuw in geslaagd is om onder de heftige drumslagen en scheurende gitaren enkele verslavende melodieën te verstoppen.
“Spider-Man On Hollywood” is zo’n song die onzin à la “I thought I saw a supermodel, but she had hair where I don’t think she should” koppelt aan een ultracatchy en energiek popformaat. En dan komt er halverwege de song nog een door gitaar gedomineerde break aan die de puntjes op de “i” zet. De songs zitten vol popreferenties en culturele verwijzingen, die ongetwijfeld het gevolg zijn van Gedges verhuis naar Los Angeles, maar of het nu gaat om Winona Ryder of Breakfast at Tiffany’s, allemaal lijken ze zorgvuldig gekozen elementen in een kleurrijk canvas dat doorheen elf songs op poten wordt gezet. “Soup” belicht de onzinkant van de band, “Palisades” de melancholische, het slepende “The Trouble With Men” had zo op die oudere klassieker gekund en “Don’t Take Me Home Until I’m Drunk” en “The Thing I Like Best About Him Is His Girlfriend” zijn daadwerkelijk zo goed als de titels doen vermoeden.
Er lijkt echter net wat te weinig inspiratie te zijn om een volledig album te kunnen vullen met toppers: “Boo Boo” sleept net iets te lang aan en afsluiter “Swingers” lijkt een wat slechtgekozen domper op de vreugde (nu ja), maar dat weerhoudt de band er niet van om een prima album af te leveren. Nieuwe zieltjes zullen er waarschijnlijk niet mee gewonnen worden, maar liefhebbers van het oudere werk kunnen El Rey blindelings aanschaffen. Sterk spul van een klassebak.