Ze mogen dan al een jaar of 4 op non-actief staan, de laatste
maanden is de ster van The Moldy Peaches gestegen als nooit
tevoren. Sinds ‘Anyone Else But You’ een van de centrale nummers op
de soundtrack van het heerlijke Juno is, zijn meer
mensen dan ooit verliefd geworden op hun vederlichte anti-folk.
Over een reünie wordt geroddeld, maar ondertussen is die hernieuwde
aandacht alleen maar goed voor de solocarrières van spilfiguren
Kimya Dawson en Adam Green. Dawson speelt eind mei in de ABClub,
maar eerst is het op het Domino-festival de beurt aan Green om, met
Soko (die kent uw oma onderhand ook wel) als voorprogramma, ons
midden april nog eens te betoveren in de iets grotere ABBox.
Ondanks het feit dat de doorbraak er ook voor Dawson zit aan te
komen, is het immers nog steeds Adam Green die er wat ons betreft
al de strafste solocarrière op heeft zitten. Vooral ‘Friends of
Mine’ kan ten huize Dedulle vijf jaar na datum nog steeds op
frequente draaibeurten rekenen. De combinatie van de lieflijke
vioolmelodieën en de bij momenten echt vulgaire teksten maakt van
Greens tweede een van de meest perfecte popplaatjes van onze
collectie. Dat niveau werd tot dusver niet meer geëvenaard en,
laten we maar even postmodern doen en de clou van deze recensie al
verklappen, op de nieuwe is het weer niet van dattum.
Toch is ‘Sixes and Sevens’ om verschillende reden een opmerkelijke
plaat. In vergelijking met ouder werk klinken de twintig nieuwe
nummers veel rijker georchestreerd. Greens kenmerkende stem speelt
een minder belangrijke rol, wat al meteen op opener ‘Festival Song’
te horen is. De wall of sound in dat nummer is een duidelijke
hommage aan het typische geluid waar Phil Spector tijdens de jaren
’60 beroemd mee geworden is. Op ‘You Get So Lucky’ is de jonge Beck
niet veraf, en ‘Tweet Twee Dee’ klinkt nog het meest als Lenny Kravitz op een
luie zondag. Slechts een handvol nummers hadden op ‘Friends of
Mine’ kunnen staan, en vooral afsluiter ‘Rich Kids’ bewijst dat
onder al die lagen nog steeds dezelfde Adam Green zit.
Absoluut niets mis met een artiest die zichzelf heruitvindt, maar
het grote nadeel aan ‘Sixes and Sevens’ is wel dat die artiest
doorheen de jaren wat aan wit heeft moeten inboeten. Wat Adam Green
op z’n beste momenten zo onweerstaanbaar maakte, waren zijn snedige
teksten, en laat hij net dié opnieuw achterwege gelaten hebben op
de nieuwe plaat. “God is immodest / has twenty-seven hottest /
with forty-nine heads in your beds / and yet I’m still your
fondest”. Van de man die ons destijds luidop deed lachen met
een tekst over de verborgen betekenissen van Jessica Simpson-hits
is dit wel heel hermetisch en (dit doet pijn om te schrijven in een
Adam Green-recensie) léég.
Slechts twee van de twintig nummers halen de drie-minutengrens,
zodat de luisteraar zich op geen enkel moment verveelt. ‘Sixes and
Sevens’ is net als zijn voorgangers een ideaal lenteplaatje, dat
makkelijk naar binnen glijdt en dat wij de komende maanden nog
geregeld zullen bovenhalen. Jammer genoeg voor hem weten wij dat
Adam Green in staat is tot veel meer. Het is alsof hij met de titel
van de nieuwe cd al zelf de quoteringen in de gespecialiseerde pers
heeft voorspeld. ‘Sixes and Sevens’ is geen slechte plaat, maar
weegt toch wat te licht om langer dan de 50 minuten die ze duurt
door ons hoofd te spoken. Wij weigeren koppig tot het ‘vroeger was
alles beter’-kamp te behoren, maar hopen toch stiekem dat Adam
Green nog steeds Kimya Dawsons nummer in z’n adresboekje heeft
staan.
http://www.myspace.com/adamgreen1