De archieven van Neil Young. Al decennia lang zijn ze voorwerp van speculatie en een blos op de wangen van menig grijzende fan, maar binnenkort zou het eindelijk — echt! — zover zijn. Met At The Fillmore 1970 ligt alvast een voorsmaakje in de winkel.
Eerst een misverstand uit de wereld helpen. Wie naar de kleine lettertjes van dit live-album kijkt, ziet het vast staan: Neil Young Archives Performance Series Disc 2. Hoezo 2? Wel, het zit zo: deel één verschijnt begin volgend jaar. Kwestie van één en ander logisch te houden, ongetwijfeld. Maar waarom melken over onbeigheden? Dit is waar sommigen jaren, decennia zelfs, op hebben gewacht. Vitten op details zoals het onchronologisch uitbrengen, leidt alleen maar af van de kern van de zaak. En die is: zonet is de beste live-plaat van Neil Young verschenen.
Kid you not, Neil Young heeft in zijn omvangrijk oeuvre een stevige afdeling live-albums, maar ondanks die fundering steekt At The Filmore 1970 daar met kop en schouders bovenuit. Het zit zo, voor u met Live Rust en Year Of The Horse begint te zwaaien: dìt is een liveregistratie met de oerbezetting van Crazy Horse — inclusief Danny Whitten en Jack Nitsche –, opgenomen luttele maanden na de release van het meesterwerk Everybody Knows This Is Nowhere.
Dat is er aan te horen. Deze voorbode van het opengooien van Neil Youngs kluizen klinkt immers net zo gedreven en intens als die eerste studioplaat met Crazy Horse. Meer zelfs, de hier geserveerde nummers overtreffen zelfs hun studioversies. En dat geldt niet alleen voor de nummers van die plaat. De oerversie van “Winterlong” die Young hier met Crazy Horse speelt, kan gerust gelden als de ultieme versie, niet in het minst dankzij de ingenieuze intro die het nummer hier aangemeten krijgt.
Die techniek keert overigens meermaals terug op het album. Zo krijgt ook het zowat een kwartier durende “Cowgirl In The Sand” alhier een extra stel openingsakkoorden die het nummer ten volle lanceren. Zelfs “Wondering”, dat pas in 1983 op het lichtelijk verguisde Everybody’s Rockin’ voor het eerst officieel zou worden uitgebracht, klinkt hier zo fraai dat je je begint af te vragen waarom Neil Young het ooit in zijn hoofd heeft gehaald platen op te nemen zonder Crazy Horse.
Maar hoezeer deze plaat ook de Neil Young-vlam opnieuw doet ontbranden en aanzet tot eindeloze luistersessies waarbij “Come On Baby Let’s Go Downtown” het themanummer van de avond wordt, toch is enige scepsis op zijn plaats. Déze plaat is weliswaar een klepper, maar At The Filmore 1970 is uiteindelijk nog altijd slechts een voorbode van de beruchte Archives. Als alles wat in de toekomst onder die noemer uitgebracht zal worden van dit niveau is, hoor je ons niet klagen. Maar zelfs bij een artiest als Neil Young lijkt het weinig waarschijnlijk dat dat effectief zo zal zijn. Tenslotte moet er een reden zijn waarom zovele opnames nooit uitgebracht zijn. Tot die opnames echter het licht zien, kijken we afwachtend de kat uit de boom met dit meesterwerk op de achtergrond.