Laat het geblaat een aanvang nemen. Graham Coxon en een handvol andere hip cats hebben hen al een tijdje de lucht in zitten prijzen, maar ook als u regelmatig uw oor te luisteren legt bij onze vrienden aan de andere kant van het kanaal, dan weet u dat er met The Rifles weer een fookin’ fab bandje gearriveerd is.
Samengevat: The Rifles is een gekloond bandje. Vandaar dat een naam als Dolly beter was geweest. Ach, eigenlijk stoort het niet eens dat de nieuwe Britse helden al jaren op rij de plaatjes van generaties seventies-punks en eigthties-postpunks liggen uit te melken, want soms gebeurt het wel met stijl en creativiteit. Je kan niet ontkennen dat die van Bloc Party een inventieve variant brengen die superdansbaar is, dat niemand zo’n neurotisch klinkende pop maakt als Franz Ferdinand, en dat jeugdig enthousiasme nog maar eens op de kaart werd gezet door de Arctic Monkeys, maar voor elke goede act staan een dozijn gezichtsloze opvolgers aan te schuiven, troonpretendenten die de trucjes, tics en accenten onder de knie hebben, maar niks te vertellen hebben.
Alle, maar dan ook alle lamgebruikte adjectieven zijn van toepassing op No Love Lost van The Rifles. Neem nu opener "She’s Got Standards". Het nummer is ’kort’, ’fris’, ’puntig’, ’retro’, ’springerig’, ’dansbaar’, ’aanstekelijk’ en ’energiek’, wordt gestuurd door een ’strak’ ritme (de hi-hat!), en heeft van producer Ian Broudie (zie ook The Coral en The Zutons) een ’pure’ livesound meegekregen. Het gaat dan ook nog eens over vermeld worden in NME. Het is alles wat een paar duizend Britse songs de voorbije jaren zijn geweest. Het schoffierealisme van "Local Boy" houdt het peil hoog door het koppelen van Libertines-romantiek aan gitaarfiguurtjes uit The Strokes Voor Dummies. Gebrek aan originaliteit is geen ramp — toon ons een Britse band die de laatste jaren op de proppen is gekomen met iets écht verfrissends en u bent een Guinness of drie rijker — maar imitatie en vleierij kennen ook hun grenzen.
Helaas niet bij The Rifles, want The Libertines steken nog vaker de kop op: "Robin Hood" klinkt als een outtake van Up The Bracket, maar een synergie zoals die tussen Doherty en Barat is hier nergens terug te vinden. Ook de obligate rustpunten zijn van de partij: het akoestische "Spend A Lifetime" is haast onverteerbaar door de manier waarop zanger Joel Stoker elk zinnetje afsluit door de hoogte in te gaan, terwijl "Repeated Offender" zoveel heeft van "Town Called Malice" en andere hits van The Jam, dat Weller & Co. mogen beginnen denken aan een proces. Niets op het album haalt het niveau van de voorgangers/voorbeelden, al is er eigenlijk ook geen song te vinden die slecht te noemen valt. Het blijft conservatief recycleren, maar dan zonder soul.
Platen afhaspelen op automatische piloot is geen probleem als je band Motörhead, Buzzcocks of Ramones heet, en je je geliefkoosde stijl zowat hebt uitgevonden. Doe je het op basis van andermans verworvenheden, dan ruikt het al snel naar zielloze stijloefeningen en een richting die is ingegeven door chart potential. Als wij ons al luidop lopen af te vragen wat we in godsnaam moeten aanvangen met een zoveelste kopie van…, hoe gaan ze er in Groot-Brittannië dan mee om? Het is enkel nog wachten tot de dag dat dit soort bandjes zo sterk op elkaar gaat lijken dat ze elkanders repertoire ongemerkt in de set steken en gaan fungeren als body double.
Als u dit genre nog niet beu bent (hoe, hoe, hoe?), dan hebben die van The Rifles u zeker iets te bieden, zoniet raden we u aan uw heil te zoeken bij artiesten die boeiende dingen uitvreten dezer dagen. Deze band is niet half zo moedig of revolutionair als hun naam doet vermoeden, en als de wapens toch worden opgenomen, dan gaat het om losse flodders of waterpistooltjes. Excuseer ons nu, we gaan de laatste van Barry Adamson nog eens opleggen. Mèèh-mèèèh-MEEEEHHH.