Wat doe je met een plaat die geen zak aan het verhaal der muziek toe te voegen heeft, maar voor de rest toch van begin tot einde klopt? Koesteren natuurlijk. Milky Ways is een garagegroep uit het koude Montreal die met zijn gelijknamige debuut moedig de taalbarrières doorbrak om een pracht van een rammelplaat af te leveren. Van het resultaat kunnen zelfs een hoop Angelsaksische collega’s nog iets opsteken.
Milky Ways is een van de vele groepen die zich op het begrip "mojo" beroepen — een term die rechtstreeks verband houdt met de hoodooreligie, maar die in de VS ook zeer vaak in de rock-’n-roll opduikt. "Mojo" betekent letterlijk "magie", en het is in Noord-Amerika de gewoonte geworden om muzikale magie in die term te vatten. Bob Urh & The Bare Bones maakte er zich eerder dit jaar met Hoodoo Garage al schuldig aan, en nu maakt Milky Ways zich de term dus ook eigen.
Daarmee legt de groep de lat hoog voor zichzelf, want belofte maakt schuld. In "Got My Mojo Back" laat Milky Ways het begrip een eerste keer vallen. Op dat moment heeft de luisteraar het scheurende "Shattered" echter al achter zich, en met het snel volgende "You Set My Mind On Fire" — dat klinkt alsof het viertal de woorden "You Set A Man On Fire" simultaan uitschreeuwt — lijkt Milky Ways al zo in extase dat het beeld van een stelletje wilde voodoofreaks met hagelwitte, naar achteren gerolde oogballen nooit ver weg is. Een geloofwaardige indruk maakt de groep dus wel met zijn entree.
Het geluid van Milky Ways ligt ergens tussen dat van The Mummies en The White Stripes. De lofi sound roept vaak sterke herinneringen aan de platen van The Mummies en The Coffin Lids (vroege periode) op, terwijl de groep toch vaak te toegankelijk klinkt om onder één noemer met hen te worden vermeld. Daarvan getuigt onder andere "Guillotine", waarin toetseniste Coco Khan de zang voor haar rekening neemt. Onder haar juk doet Milky Ways zelfs een paar keer sterk aan de oude platen van The Breeders denken.
Dat die variatie de bedoeling is, blijkt eveneens uit "Lecherous Paradise", waarin Coco Khan even de confrontatie met lead singer Oily Chi aangaat. Het resultaat klinkt alsof Pixies "Cannonball" van The Breeders coveren, waarbij Black het voor één keer niet op een krijsen zet, maar echt een poging onderneemt om te zingen. Het doffe orgeltje dat in de groezelige noise van de nummers nét niet verdrinkt, maakt het resultaat er niet minder speciaal op.
In "Mary Blue" schuwt Milky Ways de jaren vijftig niet. Het is klassieke, dansbare rock-’n-roll in de voetsporen van grote iconen als Buddy Holly, Elvis Presley en Chuck Berry, die door de lofi productie en Chi’s weinig opdringerige stem toch niet naast de boot van Milky Ways valt.
Dat u tegen het einde van de plaat in songs als "I Want Trouble" en "Mindmelt" wel eens de indruk krijgt Nirvana of Dinosaur Jr te horen, bevestigt het talent van Milky Ways alleen maar. Het is nu eenmaal geen sinecure om vijftig jaar rock-’n-roll de revue te laten passeren zonder je erin te verslikken, en toch is Milky Ways daar met zijn debuutplaat perfect in geslaagd. Daar kan de concurrentie een puntje aan zuigen.