Om tot de keure onvervalste rocksterren te behoren, is het niet noodzakelijk een Ramonesbutton als piercing in je tepel te hebben of al koketterend met je twaalvendertigste overdosis vitaminepillen een groupie de bedstede in te lokken. Integendeel, in tijden waar prefab-rocksterren louter gekatalyseerd worden door de muziekindustrie, gaat men maar al te vaak voorbij aan het feit dat een greintje talent ook van pas kan komen.
Mits enige kluizenaarsattitude valt er nog te ontkomen aan het fenoneem Pete Doherty, maar enige aanleg tot lezen levert al snel een weinig genuanceerd portret op van een man die met zijn linkerteen halverwege de graftombe balanceert. Consequent geportretteerd als onbehouwen lulletje, maar onder de façade van al dat onverwerkt junkieverdriet blijkt gewoon een ontzettend getalenteerd muzikant te schuilen die in staat is een stel songs te produceren die je ogenblikkelijk je luie zetel uit schoppen. Spastische armbewegingen gegarandeerd als "Don’t Look Back Into The Sun" van The Libertines-debuut Up The Bracket zich nog maar eens naar een nieuw hoogtepunt werkt. Pete Doherty snoof, spoot, rookte en slikte zich een weg door het leven — tot grote ergernis van de rest van de band — waardoor hij na de opnames van de rommelige tweede plaat The Libertines manu militari van het strijdtoneel verdween.
Recentelijk zien we hem zijn plaatsje in de wondere wereld der paparazziverheerlijking opwaarderen door een indrukwekkende serie schandalen aan elkaar te rijgen. Laatste exploot was het stuklopen van zijn relatie met topmodel Kate Moss. De Britse tabloids, gezegend met een ongezonde dosis vooringenomenheid, gingen ogenblikkelijk achter de foto’s van een snuivende Kate aan. Een nieuwtje voor de roddelrubriek was dan ook dat het ex-gangsterliefje de rol van schone achtergrondvocaliste vervult op het fijnzinnige "La Belle Et La Bête".
Geknald wordt er pas met tweede track "Fuck Forever". Naast een dijk van een statement is het een aanstekelijke meezinger met een motherfucker van een punchline, waarmee menig ongewenst sujet onmiddellijk een levenslange verbanning naar de eeuwige jachtvelden wordt toegewenst. Er wordt alle kanten op gestuiterd, tot er zich een refrein aandient waarmee de boel finaal in de fik gaat.
Referenties naar het betere Britse werk van The Fall Of The Jam zijn niet van lucht, hoewel er toch voornamelijk een Clash-revivalachtig gevoel bij komt kijken. Met voormalig Clash-gitarist Mick Jones aan de knoppen, surft heel de plaat mee op de feel van compromisloze poprock met ambivalente reggae-uitstapjes – een paar noten "Stix & Stones" ten getuige.
"Pipedown" of "8 Dead Boys" vormen een excuus om nog eventjes heerlijk loos te gaan als Libertine. Het opzwepende "Killamangiro" overstijgt dit niveau zowaar en presenteert zich als louterend voor de innerlijke demonen. Het regeltje why would you pay to see me in a cage is een dubbele steek naar zowel media als justitie. Voortbordurend op het getraliede thema staat reggae/dubmisbaksel "Pentonville" ergens halverwege het album, blijkbaar een wederdienst voor Petes dealer tijdens zijn periode in verzekerde bewaring. Eveneens het beste excuus uit de historie der rock-’n-roll om een paar minuten lamentabele rommel toch op plaat te persen.
Geen overdosissen kommer en kwel echter, want Babyshambles (lees: Doherty met begeleidingsband) komt er niet onaardig vanaf met Down In Albion. De plaat sleept met haar 65 minuten net te lang aan, maar als de overbodige drek eruit gegooid is, blijft er een plaat overeind die vele malen beter is dan de tweede van The Libertines. Het staat immers ontegensprekelijk vast dat Doherty een oertalent is. Hopen dat hem een lang leven, vol fijne platen, beschoren is.