Een goed jaar geleden mocht Nancy Sinatra Quentin Tarantino’s wraakepos Kill Bill feestelijk inzetten met het wel erg toepasselijke "Bang Bang". Een jaar later ligt er een nieuw album van haar in de rekken, waarop ze het met Jan en alleman uit het hippe popwereldje doet. Alhoewel men wel stront in z’n ogen moet hebben om hier niet het commerciële van in te zien, konden ook wij er niet aan weerstaan om tot deze aankoop over te gaan.
We kunnen er tegenwoordig niet meer aan ontsnappen. Links en rechts duiken er grootheden uit de oudheid op, die zich voor hun nieuwe plaat door het schoonste volk uit de showbizz laten omringen. Marianne Faithfull zette twee jaar geleden de trend met Kissing Time en er zouden er nog volgen. Helaas werd afwisseling de regel, en samenhang de uitzondering voor dit soort albums. Zullen wij ons dan maar focussen op de kwaliteit van de nummers? Allez, vooruit dan!
Sinatra’s titelloze plaat opent met "Burnin’ Down The Spark", een nummer waarvoor u zelfs niet eens in de credits moet gaan kijken om te weten wie er z’n schouders heeft onder gezet. Die zonnige muziek, neigend naar het imperium van Ennio Morricone, kan immers alleen van Joey Burns zijn. U wel bekend van Calexico.
Dat Jon Spencer meer twijfels had over zijn herkenbaarheid mag blijken uit "Ain’t No Easy Way". Hij is de enige artiest op het album die het nodig vond om ons met zijn vocalen te vervelen. Op zich niet slecht, maar het zou een nóg beter nummer zijn, had Jon Spencer gewoon zijn mond gehouden.
In "Don’t Let Him Waste Your Time" horen we voor het eerst een gematigde invloed. De credits zijn voor Jarvis Cocker van Pulp, die het nummer perfect op maat schreef voor Nancy Sinatra, omringd door een negerinnenkoor, meeklappend en meegospelend op het oersimpele maar zeer aanstekelijke ritme. Spijtig genoeg werden die negerinnen nooit uitgenodigd, waardoor het nummer iets mist. Desondanks heeft het nummer een oerdegelijke basis en alleen al om die reden vinden we het geen slechte song.
Pete Yorn laat Nancy van zijn kant lekker swingen op "Don’t Mean Nothing", dat de ideale timing heeft om het zwaardere "Mamma’s Boy" en "Let Me Kiss You" vooraf te gaan. Thurston Moore doet Nancy loodzwaar klinken op "Mamma’s Boy", terwijl Nancy met "Let Me Kiss You" dan weer zeker zo zwaar doorweegt door de lyrics. "Close your eyes and think of someone you physically admire, and let me kiss you…" Wie anders dan Morrissey himself zou dit kunnen bedacht hebben?
Nadelig aan een song van dit kaliber is dat alles wat volgt wél moet verbleken En inderdaad. Alhoewel Bruce Springsteen’s sidekick Steven Van Zandt nog een vrij moedige poging onderneemt met "Baby Please Don’t Go", loopt het album vanaf daar toch spaak. Zelfs Jarvis Cocker slaagt er met "Baby’s Coming Back To Me" geen tweede keer in om écht te overtuigen. Enkel Bono en The Edge halen ons nog over de lijn. Ze doen dat met veel stijl: ze laten U2 voor wat het is en brengen ons met "Two Shots Of Happy, One Shot Of Sad" een song in de stijl van papa Sinatra. Toch nog iemand die zijn taak begrepen had, zo besluiten we.
En daarmee is de cirkel rond. Dat u zich aan geen verassingen hoefde te verwachten, dat wist u al. Dat het album op z’n minst zeven oerdegelijke songs bevat, dat kan voor u maar de reden zijn om toch nog eens goed na te denken over de eventuele aankoop.