Vijf albums ondertussen en toch nog onbekend (of hebben wij iets gemist?): het Noorse Salvatore lijkt wel heel weinig moeite te doen om haar fanbase uit te breiden. Met de regelmaat van een Immanuel Kant brengt ze elk jaar een nieuw album uit dat nauw aansluit bij de oudere krautrock en de jazzy postrock van Tortoise.
Salvatore was ook voor ons een nobele onbekende. Dit Noorse antwoord op Tortoise bracht echter al vier albums uit en laat nu haar vijfde op de wereld los. John McEntire (Tortoise, e.a.) stond voor een tweede keer in voor de productie. Verschillende gastmuzikanten zoals een Sloveens vioolkwartet zorgen voor een ietwat aparte invulling van de songs. Luxus is een knap album geworden dat sterk aan het zachtere werk van de krautrockbeweging en dus ook aan Tortoise denken doet.
Over het eerste nummer “Hefe” kunnen we kort maar krachtig zijn: ons promo-exemplaar weigert het te spelen. Over naar “Brugata” dan maar, dat er zijn tijd voor neemt. De song laat zich leiden door een gitaarritme waaronder een jazzy drum geschoven wordt, andere instrumenten komen voorzichtig mee aan tafel geschoven maar laten de twee-eenheid gedurende de eerste helft van de song primeren, hierna neemt onder meer de sitar het over en wordt pas echt duidelijk hoezeer een pulserende bas de song draagt. “Orval” laat opnieuw de bas als leidraad fungeren, maar deze maal horen we gitaren en zang de meest ijle klanken voortbrengen.
”In Gekko” laat de bas voor wat hij is en laat deze maal een synthesizer met percussie de route bepalen. Sfeervol en wondermooi, dan wel slaapverwekkend en oersaai naargelang uw gemoedstoestand, blijft een allesbepalend ritme de song voortstuwen. “Fluxus” broedt dan weer onderhuids verder met een drum die alle richtingen uit dreigt te gaan en synthklanken die als doel hebben de luisteraar een onbehaaglijk gevoel te geven. Een geluidsexperiment dat naargelang uw smaak zeven spannende minuten voortbrengt, dan wel klinkt als de geluidsband bij een goedkope horrorfilm, wij houden van allebei.
Etnische invloeden komen na de sitar in “Brugata” duidelijk terug naar voren in “Roots & Weather”, waarin een marsritme op drum dient als houvast tussen vervormd Arabisch (?) gezang en allerlei percussie. Afsluiter “Luxus” ten slotte haalt opnieuw de etnische zang boven, maar laat de ironisch bedoelde knipogen naar andere culturen weg om als een volwaardig bevreemdende “wereldmuziek”-song de luisteraar bij het nekvel te grijpen. Pas na een drietal minuten wordt dit rookgordijn duidelijk en nemen de andere instrumenten de song over. Op repetitieve tonen worden we langzaam richting uitgang getroond.
Wanneer men instrumentale muziek hoort, laat men vaak de term postrock vallen en men zal dan ook geneigd zijn Salvatore hieronder te plaatsen. Ondergetekende echter schermt tegenwoordig al eens sneller met de term krautrock en de band zelf erkent ten volle de invloed van deze van origine Duitse beweging. Salvatore zal dan ook meer aanslaan bij fans van Can of Neu en Tortoise. Luxus heeft een jazzy en sfeervolle ondertoon te pakken. Wie van het zachtere krautrockwerk houdt, zal hier dan ook zeker zijn gading in vinden. Anderen zullen hier vooral pretentieus geneuzel in horen.