De keyboardspeler van The Black Crowes, een voormalige exotic dancer, een paar liefhebbers van de prille rock en blues uit de jaren 50 en nog een stel prettig gestoorde weirdo‘s uit de hometown van The White Stripes. We stellen u voor: The Detroit Cobras.
In tegenstelling tot hun naamgenoten — een stoer ijshockeyteam uit Detroit dat verwoede pogingen doet om op regionaal iets te betekenen — breken deze Detroit Cobras zowel binnen als buiten de VS potten als de meest merkwaardige en opwindende coverband sinds The Commitments. Acteur Matt Dillon is al een toegewijde fan.
Op hun Seven Easy Pieces-EP brengen The Detroit Cobras iets minder dan twintig minuten recht-toe-recht-aan garagerock en donkere blues, geselecteerd uit een rijk Amerikaans repertoire. Lang vergeten klassiekers van onder andere Willie Dixon, Ed Cobb en Roebuck Staples worden van onder het stof gehaald en opgefrist.
Hun rauw geluid en de rokerige stem van een vol getatoeëerde Rachel Nagy toveren deze authentieke soul, rockabilly en gospelsongs om tot sexy bluesnummers ("Silver & Gold (When I Get Like This)", "Insane Asylum") en swingende pretentieloze rocktunes ("99 And A Half Just Won’t Do", "You Don’t Knock", "Ya Ya Ya") met een no-nonsens punkattitude.
Eenvoudige, maar vooral aanstekelijke muziek die het best tot zijn recht komt in obscure truckercafés, rokerige undergroundclubs en bizarre Quentin Tarantino-films à la From Dusk Til Dawn. Ver weg van alle hipdoenerij en imagebuilding van The White Stripes of The Strokes. The Detroit Cobras pretenderen niet origineel te zijn, laat staan hip, maar ze rocken wel als de beesten.