Het zit diep verborgen in het hart van de vakantie, dus je moet het een beetje weten te vinden. Je moet ervoor naar Limburg, en je daar een weg banen door het Bronsgroen Eikenhout™. En het regende dan nog ook. Toch ontpopte Absolutely Free Festival zich opnieuw als het snoepje van dit putje uitgeregende zomer.
Grapje van dat eikenhout; gewoon afrit Genk nemen op de E314 en dan zoeken naar C-Mine in Winterslag. Eerder strooit de organisatie niet met richtingaanwijzers; het moet nu ook niet al te zot worden met die populariteit, en wie zijn best doet, zal het wel vinden. Dat het grappenmakers zijn, blijkt zo wel uit de vormgeving: van bij het aquarium boven de ingang bevinden we ons op de zeebodem, en zo zullen we ons zaterdag – met één oog permanent op de Buienalarm-app gericht – een dag lang voelen. Om de boel toch een beetje droog te houden investeerde AFF, zoals we dit festival met onze gemoedelijk volksmond noemen, in een extra tent, en dus kun je bij het Green Housepodium dit jaar toch een béétje overdekt staan.
Verder niets nieuws onder deze grijze lucht: je komt hier in Genk nog altijd niet voor de grote headliners, maar voor een programma dat uitnodigt om te ontdekken. Dat doet de programmatie goed. Met het beperkte budget dat hen strekt weet het festival steevast een boeiende affiche samen te stellen die jong geweld voor de toekomst weet te koppelen aan enkele mooie namen die de grote festivals lieten liggen. En altijd, zelfs bij de headliners, is er plaats voor iedereen, kun je desnoods tot aan de eerste rij lopen. Noem het: het anti-Barngevoel.
Limburg Allein
Dat van die aankomende tijden, daarvoor kijkt AFF vanzelfsprekend naar de eigen provincie, want: Limburg Allein! Zo is het dat na enkele plaatselijke hardcorejongens ook de Bolderbergse Giel Cromphout (El Yunque) zijn nieuwste project Novgrod mag voorstellen. En dat werd begot tijd, want dat was eigenlijk voor begin 2020 bedoeld. Er kwam iets tussen, maar hier staan we dus, met een debuutplaat op FONS Records onder de arm, en een liveband die stukken El Yunque en 30.000 Monkeys meebrengt.
Met die Kasper De Sutter en Ruben Savelkoul als gezelschap weeft Cromphout zo zolderkamerklanktapijtjes die het midden houden tussen Broken Social Scene en Pinback. Het is mooi, en wanneer Kaat Timmers achtergrondzang voorziet, weven hun stemmen zich in elkaar op een manier die aan The Walkabouts zaliger doet denken, maar het blijft vaak ook net iets te vaag. Al te veel zijn het niet meer dan schetsen, ijle gedachten aan songs, meer dan de afdruk ervan. Cromphout heeft iets moois beet, maar het voelt alsof hij het nog altijd een beetje vast in handen moet krijgen voor het echt wordt.
Waarna we op een kleine identiteitscrisis botsen, want: Mayorga is helemaal niet dat bandje van heerlijk radiohitje “Girlcrush”. Dat spelen de winnaars van de meest recente Nieuwe Lichting op het einde van hun set natuurlijk wel, maar het popnummer heeft niets te maken met wat vooraf ging. Te weten: gitaren, veel gitaren, en soms alleen maar dat, en te weinig song om het bestaan van die gitaren te verantwoorden. Geen klachten over eerste single “Weekend Lover”, nochtans – al won die de StuBru-wedstrijd niet – maar huidige Afrekening-hit “All I Wanna Do” flirt met de flauwheid. Waar dit viertal op We Are Open in februari nog overtuigde met charmante pit, blijkt de winderige Main Stagetent van AFF een maatje te groot.
Helena Mayorga-Paredes heeft nochtans een aardige stem die best dat beetje beet verdraagt. Mooi dus hoe ze een etherisch begonnen “Lovesong” van The Cure in de finale even schreeuwerig benadert. Goeie bindtekst ook: “Alles goed? Met ons ook!” En dan zijn er alweer veel gitaren in nieuwe nummers van een EP die dit najaar verschijnt. We houden ons oordeel daarover in beraad tot we die horen, dus voorlopig noteren we: “de solo’s zijn beter dan de songs”. Maar “Girlcrush” was tof; dat dan weer wel.
Ook Ão – “kronkelig streepje op de A, niet op de o”, zal frontvrouw Brenda Corijn kwansuis even meegeven – is zo’n bandje aan het begin van een steil pad naar boven. Met “Meninas” scoort de band alvast in Radio 1’s Vox, en dat kan best meer worden. Want wat aanvankelijk niet meer dan sfeervol behang is met in het Portugees gezuchte smart – horen we daar iemand “saudade” roepen? – krijgt langzamerhand meer en meer gezicht, met dank aan een uitmuntende band waarin onder andere percussionist en lokale held Bert Peyffers uitblinkt.
Sfeer is de sleutel. Ão moet het niet van grootse songs hebben, laat staan refreinen. Corijns stem grijpt je beet met haar onverstaanbaar lingo, de drie klasbakken rond haar leggen er een gemoedelijk bedje onder dat een matrasje van bossa al eens combineert met een dekentje van elektronica. Charmant ook hoe de zangeres uit solidariteit met ons haar regenjas aanhoudt – yup, daar is buitje nummer vijf miljard. Het wordt geapprecieerd.
Op de groei geboekt
Het voordeel aan programmeren voor AFF? Je kunt er al eens op rekenen dat bandjes die in het najaar nog ‘interessant’ lijken, tegen begin augustus alweer helemaal ergens anders staan. Het Nederlandse Elephant is zo’n voorbeeld, eentje dat op de drempel van zijn tweede plaat eindelijk de verlegenheid van zich weet afgeschud en de wereld met wat meer vertrouwen in het gezicht blikt. Nog altijd klinkt de groep rond Frank Schalkwijk in oudjes “Medicine” en “Calling” als Rotterdams ietwat late antwoord op Midlake, maar de zoete samenzang – Crosby, Stills & Nash, anyone? – krijgt vandaag bij momenten tanden in de nieuwe nummers – daar is eindelijk Young. “Bird’s Eye View” eindigt in een epische rockout, en je denkt “yesss”. Dat de set naar het einde toe toch weer wegzakt in zoetsappigheid, zetten we dus even tussen haakjes: we hebben vandaag gehoord waar het naartoe kan; vooral niet afwijken van die route, jongens.
Het Brusselse Ada Oda is ook zo’n postpunkband die je in het ontdekkingscircuit al een keer te vaak kunt hebben gezien, maar vandaag is dat niet. Blijkt immers dat Victoria Barracato en haar vrienden een peper hebben gevonden, en een gat om die in te steken. Eindelijk – ja, schrijf dat maar als EINDELIJK – vinden ook de muzikanten de vinnigheid die het Italiaanse parlando van de zangeres altijd uitademde. Schrijf je in het begin van dit optreden nog “same same” in je notaboekje, dan wordt dat tegen het einde iets als “yeah!” – sorry, the magic gebeurt pas als we dat naar dit soort recensies vertalen, niet ter plekke – en voelen we zelfs wat benenwerk onder dat stramme torso. Gegroeid? Ada Oda klonk op AFF alsof het elke ochtend de wereld op zijn boterham legt. Best een hele hap, maar het is misschien wel voedzaam.
En dan is er nog Lambrini Girls, een trio rabiate feministes dat we nu al twee keer zagen, maar pas op AFF voelt het voor de eerste keer alsof we naast een activistische rally ook een optreden kregen. Frontvrouw Phoebe Lunny heeft geleerd haar antagonistische neigingen in toom te houden – die bewaart ze voor wat hormonaal ontregelde tieners in het publiek die nog nooit een vrouw in ondergoed zagen – en speelt een gefocuste set vol woeste punk.
In “Help Me I’m Gay” gaat ze op zoek naar “gay legends”, ze worden vandaag snel gevonden; AFF is een safe space. Een nummer later laat ze zich wankelend omhoog hijsen, maar lang staat ze niet op die handen. Een adembenemende snoekduik volgt; hier is een vrouw bereid om te sterven voor haar idealen. En dus houdt ze een speech tegen transhaat als intro voor “Terf Wars”, want neen: J.K. Rowling is niet bepaald haar heldin. Maar mannen zijn toch nog altijd net iets slechter. In “White Van” gaat het over nagefloten worden, “Boys In The Band” – hal-ló, Libertines! – dissecteert toxische jongensclubjes. “Roep je vrienden tot de orde als ze over de schreef gaan”, pleit ze, en om een of andere reden – sorry, de roddelpagina’s een paar weken gemist – is Craig David het mikpunt van het laatste nummer. Nog even de beha omhoog – rustig, Genkse jongens, rrrustig – en weg is ze; het patriarchaat is weer een beetje meer dood.
Muzikale lotsbezegeling
Begin er hierna maar aan als King Hannah. Je merkt aan alles dat het niet écht de dag is van Hannah Merrick en Craig Whittle. Het duo heeft met zijn slowcore-meets-Neil Young nochtans een geluid dat perfect aansluit bij het stemmige koraalrifdecor dat het AFF-team in elkaar knutselde op basis van een oude Whispering Sons-backdrop, maar vandaag bruist de formule niet. Van bij opener “A Well Made Woman” voel je hoe Merrick net iets te hard blijft steken in lethargie, de vinnige interventies van haar kompaan krijgen haar geslotenheid niet opengebroken. Zonder commentaar volgen dus de Springsteencover “State Trooper” en “All Being Fine” in hetzelfde patroon: stapvoetse aanloop, gitaarexcursies in de eindspurt.
“Go-Kart Kid (Hell No!)” valt met zijn bijna gesproken tekst zelfs helemaal dood, tot Whittle Merricks verhaal droogweg onderbreekt: “don’t call me a collector”. Het antwoord “hell no!” volgt snel, net als een welkome uitbarsting van snarengeweld. “The Moods That I Get In” weet eindelijk wat pit in deze wel heel stapvoetse set te injecteren. In “Crème Brûlée” klikken Merricks song en Whittles gitaar dan toch, en krijgen we iets dat voelt als bezieling. Het is maar net op tijd om van slotnummer “It’s Me And You, Kid” – een muzikale lotsbezegeling – dan toch een bescheiden feestmomentje te maken.
Waarna het opnieuw tijd is voor punk, en hoe dat een ontgoocheling wordt. Want dat Deadletter in die fijne XPRMNT-tent, waar het publiek rond het podium staat, niet de sound krijgt die het nodig heeft, hoor je. De geluidsman beslist dat die gitaren en bas op het podium wel genoeg lawaai maken met hun versterkers, en jaagt enkel frontman Zac Lawrence en saxofoniste Poppy Richler door de boxen. Resultaat? Een rommeltje waarin een kat zijn jongen niet terugvindt, en wij alvast niet de opwinding die we vorige keren voelden.
Het helpt ook niet dat de groep zelf aan een lichte koerswijziging bezig is. Van energetische postpunk – altijd in voor een moshpit of twee – ging het naar meer overdachte funk op zijn Talking Heads, en zo begint het ook vandaag: met recente singles “The Snitching Hour” en “Degenerate Inanimate” vooruitgeschoven. Het is aardig, maar in combinatie met de rottige klank mist het toch die stroomstoot die Deadletter anders door een publiek kan jagen.
Het duurt tot de rollende baslijn van “Fit For Work” voor het monster dan toch tot leven komt. Het publiek is echter nog niet tot tevredenheid van Lawrence: “That wasn’t bad. It wasn’t good either”, klinkt het pesterig na een eerste publieksinteractie. Genk laat het niet aan zijn hart komen, en gaat meer en meer overstag. Wanneer de frontman voor slotnummer “Zeitgeist” van het podium duikt, is dat om in een kolkende moshpit te belanden. Dan toch gewonnen, ondanks de omstandigheden.
Nog een extra pluim op de hoed van AFF, anders? Is het op de grote festivals (ja Schuer, we kijken weer maar eens naar u) nog immer gezellig mannen-onder-elkaar op de podia, dan eisen de vrouwen hier in Genk moeiteloos hun plek op, zeker op deze tweede dag. Dat doen ze niet alleen onderaan de affiche, neen: Porridge Radio krijgt bij zijn derde passage op Belgische bodem meteen de headlinerspot toegewezen – de volksspelenelektronica van Dan Deacon voelt slechts als een nagedachte. Het is nochtans makkelijk om de nummers van dit bandje uit Brighton weg te zetten als doordeweekse emo-indie, maar dat is buiten zangeres-gitariste Dana Margolin gerekend, die zich met een overrompelende overgave op ieder nummer smijt. “I bite my nails right down to the flesh”, schreeuwt ze in “Sweet”, en het klinkt zo rauw dat je de pijn van die nagels op haar gitaarsnaren haast voelt.
Er zit een snik in haar stem die je telkens weer naar de strot grijpt, en die uiterst geschikt is om zinnen als “I want one feeling all the time / I don’t want to feel a thing” – een vrolijk feestje is “Birthday Party” niet – de geloofwaardigheid te geven die ze nodig hebben. De rest van de groep verbleekt bij Margolins power, al zorgt Georgie Stott, op en neer hupsend achter haar orgeltje, wel voor een broodnodige lichte toets in “7 Seconds” en “Splintered”. In “Back To The Radio” gooit de hele band er nog één keer alles uit, hartverscheurend en glorieus tegelijkertijd, en je weet: Porridge Radio heeft heel wat tere zieltjes gewonnen.
Straks gaan we nog even poortjesdansen op Dan Deacon, maar toch is de echte afsluiter van deze avond Avalanche Kaito, dat alweer van de gekke XPRMNT-opstelling gebruik maakt om de confrontatie op te zoeken. Want natuurlijk duikt Kaito Winse als opener in het publiek op, om vandaar luidkeels zingend het podium op te zoeken. Alweer blijkt dat dat verrassingselement blijft werken; plots kijk je op, meteen heeft hij je in zijn hand, hang je aan zijn lippen om daar een set lang niet weg te gaan. Avalanche Kaito is geen band die je beluistert, hoe goed zijn platen ook zijn, Avalanche Kaito beleef je. Het is een kernfusie recht voor je ogen, die samensmelting van witte, loeihete noiserock en de onaangelengde Afrikaanse roots van Winse, en je blijft kijken, wil weten hoe dat afloopt.
Benjamin Chaval drumt, Nico Gitto mishandelt gitaar. Winse speelt trommel, fluit, en zingt luidkeels als de griot die hij in een ander leven had kunnen zijn. Hier, op dit kleine podium waar we allemaal rond staan, ontpopt hij zich ook tot volksmenner die “Toulele” uitwerkt tot publieksspelletje, maar ook de meest Afrikaanse poses achterwege laat. Het bijna ‘I dare you!’-provocerende wapperende handje voor de mond, ons uitnodigend mee te doen, is er vandaag niet bij, de Afrikaanse danspassen ook nauwelijks. Alsof ook Winse nog niet zeker is hoe ver hij in deze samensmelting kan gaan.
Het pleit alvast voor AFF dat ze dit soort avontuurlijke act voor het laatst bewaren. Het mag spannend blijven tot het einde. Elders op het terrein doen Lander & Adriaan van trance en dance, Dan Deacon is zijn muzikale sjoelbak al aan het opstellen. Laat het ons dus maar zeggen zoals het is: AFF is vooral Absolutely Fabulous.