Aan succesvolle zomerblockbusters geen gebrek dit jaar. Oppenheimer, Barbie en Mission Impossible: Dead Reckoning Part One blijven volle zalen trekken – cinema-uitbaters kunnen het natte weer alleen maar toejuichen – en vanaf deze week komt daar ook Meg 2: The Trench bij. Net als in het eerste deel staat de uitgestorven gewaande megalodon centraal die onrust zaait.
Even terugspoelen naar de zomer van 1975, waarin de moeder der haaienfilms aan de wieg stond van de term ‘zomerblockbuster’. In 1975 zou Steven Spielberg, gesteund door een meedogenloze marketingcampagne en uiteraard een meesterlijke verteltechniek, met Jaws voorgoed het doorgaans fletse zomerseizoen van de bioscopen veranderen. Veel afgeleiden later, waaronder Deep Blue Sea en The Shallows, kwam Jon Turteltaub (National Treasure, Cool Runnings) in de zomer van 2018 aanzetten met The Meg, een vrij onnozele maar met momenten genietbare B-film waarbij Jason Statham (The Rock zal niet beschikbaar zijn geweest) het moet opnemen tegen een prehistorische megalodon, of vice versa. Naast enkele spannende momentjes, hoe generiek ook, bleef je achteraf toch vooral met het gevoel dat er véél meer in zat. In tegenstelling tot Spielbergs’ blauwdruk was The Meg toch veel te braaf waardoor het nooit echt dreigend werd, maar Turteltaub is dan ook allerminst een Spielberg natuurlijk. Vooral het scenario had een paar revisies kunnen gebruiken en de cast was ook niet bij machte om het belabberde schrijfwerk te verdoezelen. De fakkel werd voor het vervolg overgedragen aan Ben Wheatley en, ongeacht of de man een voorliefde heeft voor ‘creature-features’, zal deze keuze toch vooral eentje geweest zijn met het financiële succes van The Meg in het achterhoofd (die zo’n slordige 531 miljoen dollar in het laatje bracht).
Het gros van Wheatleys eerdere werk kan inhoudelijk en stilistisch namelijk onmogelijk verder afstaan van dergelijke commerciële popcorncinema. De Britse regisseur staat erom bekend graag te experimenteren met genres en voorziet zijn films doorgaans van een ongemakkelijke sfeer, narratieve complexiteit en subversieve thema’s. Denk maar aan de psychologische horror van het beenharde Kill List, het bevreemdende in zwart-wit gedraaide A Field in England en de dystopische thriller High-Rise (gebaseerd op de gelijknamige roman van J.G. Ballard). Met dat in het achterhoofd zou je verwachten dat Meg 2 wat meer ballen zou hebben dan de voorganger, maar helaas.
Diepzeeduiker Jonas Taylor (Statham) laat zich omringen met de personages die het eerste deel (helaas) overleefd hebben om niet één, maar drie ‘megs’ in toom te houden en gooit er nog een paar dino’s en een gigantische octopus bij. Dat klinkt als een geweldige opportuniteit om flink wat chaos en ouderwetse fun op het scherm te toveren maar verdorie, wat duurt het lang voordat er effectief iets gebeurt dat ook maar een greintje spanning met zich meebrengt. De nevenplot waarin Taylor en zijn team per toeval stuiten op een onderwaterbasis zo’n 7800 meter onder de zeespiegel – stel vooral niet te veel vragen – is dan ook een doodsteek voor het ritme van de prent. In een film die pretendeert om op een luchtige manier Jurassic Park en Jaws door de blender te halen, zit je immers niet te wachten op bordkartonnen booswichten die een malafide operatie voeren vanop de bodem van de Marianentrog. Het voegt absoluut niets toe en het zorgt ervoor dat de ‘megs’ bitter weinig te doen hebben in vergelijking met het eerste deel. Ook zijn de actiescènes te slordig en gemakzuchtig in beeld gezet en is de CGI (de ‘megs’ zien er gelukkig nog redelijk dreigend uit) zodanig lelijk dat het de vraag doet rijzen waar dat grote budget in hemelsnaam aan besteed werd? Een halfuurtje voor het einde, wanneer de actie zich naar een drijvend vakantiepark verplaatst, krijg je bijna de indruk dat Weathley zich begint te amuseren… bijna.