Toen ik in 2021 – in de nadagen van de wereldwijde pandemie – op het vermaarde filmfestival van Telluride, waar verdelers hun grote kanonnen voor het prijzenseizoen komen voorstellen, The French Dispatch van Wes Anderson zag, leek het er een beetje op dat het ‘merk’ dat de regisseur van The Grand Budapest Hotel, The Fantastic Mr. Fox (en vele andere titels) rondom zichzelf gebouwd had, toch een zekere dosis slijtage begon te vertonen. Niet dat Anderson nu plots een rotslechte film had afgeleverd – verre van – maar zowel de bijzondere humor als de stilistische signatuur begonnen toch een klein beetje repetitief te worden.
Laat ons duidelijk wezen: met Asteroid City slaat Anderson niet plots een nieuwe weg in, maar de film bezit opnieuw een creatieve gelaagdheid en vrijheid die met The French Dispatch een (klein) beetje ondergesneeuwd leek te zijn geraakt. Misschien ligt het aan de trip naar locaties in Spanje en de woestijn van Arizona – de film brengt een duidelijke hulde aan John Fords iconische Monument Valley – maar Asteroid City voelt aan als een herbronning en meteen een van de beste films van de cineast.
De plot ontspint zich op twee sporen die met elkaar verbonden zijn, maar ook voortdurend in botsing komen. Aan de ene kant – opgenomen in kleur en widescreen – is er het verhaal over een klein dorpje waar jaarlijks jonge amateurwetenschappers samenkomen om nieuwe uitvindingen te testen en te speuren naar buitenaards leven. Asteroid City werd genoemd naar een blok ruimtepuin dat er ooit neerkwam en wordt het toneel voor een bizarre buitenaardse invasie die de gasten van divers pluimage dwingt samen in quarantaine te gaan. De tweede lijn – in zwart-wit en 4:3 formaat – is een televisiedocumentaire over het theaterstuk Asteroid City dat – zo leert ons de vertelstem – eigenlijk nooit heeft bestaan. De ideeën van de toneelauteur, het schrijfproces en de casting lopen dus doorheen de uitvoering ervan – al is die uitvoering er een in een totaal ander medium, een gegeven waar Anderson eveneens mee speelt. Dat resulteert in allerlei echo’s die doorheen de film spoken op narratief vlak (dialogen en situaties die terugkeren in beide incarnaties), maar ook op visueel vlak met bijvoorbeeld mooi gebruik van partities binnen het breedbeeld die het smallere formaat in herinnering brengen en meteen een soort metafoor vormen voor de verhouding tussen theater en film. Visueel zijn Anderson en zijn vaste fotografieleider Robert D. Yeoman hier trouwens op hun allerbest. Het gebruik van pellicule die toeliet in beide formaten te draaien bij zeer weinig licht – Kodak 5213 en Eastman Double X 5222 – levert een heel bijzonder gebruik op van lichtkwaliteit en de film zit ook vol ingenieuze beeldverwijzingen naar ander werk: van The Road Runner tot Bus Stop en The Twilight Zone.
Dit zou geen Wes Anderson-film zijn zonder een schare aan bizarre personages, maar anders dan in de directe voorganger, voelt het dit keer niet aan alsof we kijken naar figuren die de regisseur al talloze keren eerder opvoerde. Tom Hanks, Scarlett Johansson, Jeffrey Wright, Jason Schwartzman, Tilda Swinton en een leger anderen zetten innemende karakters neer waar we langzamerhand ook echt gaan om geven en het hele narratieve opzet zit ditmaal ook verpakt in een duidelijke bespiegeling over de condition humaine. Noch wetenschap, noch religie bieden immers antwoorden op de gebeurtenissen in Asteroid City en de film lijkt te suggereren dat enkel liefde, benevolentie en schoonheid dat kunnen. Dat is een insteek die zeker in lijn ligt met de rest van Andersons oeuvre en hier weet hij dat idee opnieuw in een vorm te gieten die aansluit bij zijn grootste werk.