Clara Lodewick debuteert met een vertelling waarin ze de kleine kantjes van de mens blootlegt. Merel is een portret van een vrouw van middelbare leeftijd, maar net zo goed gunt het boek een blik op een gemeenschap, die zowel hoogten als laagten kent.
Wie de stripwereld een beetje volgt, zal vast even opkijken bij het horen van de naam Lodewick. Clara’s vader Vincent is immers de scenarist van onder meer De duivels van Alexia en Kinderen in het verzet. De appel valt niet ver van de boom, luidt het cliché, en dat wordt niet toevallig boven gehaald: Merel is immers de – vermoedelijk fictieve – observatie van een klein dorpje en dan vooral zijn bewoners. Gewone mensen, die zelf de clichés niet schuwen, voortdoen en er het beste van proberen te maken. Althans, dat is het idee.
Voor hoofdpersonage Merel gaat die aloude stelling alvast op. Ze heeft zich als alleenstaande veertigplusser, daar bestaat vast een moderne term voor, aan de rand van een dorp gevestigd, waar ze haar klein pluimvee kweekt in de hoop eens een prijs weg te kapen op een wedstrijd. Zo nu en dan brengt ze de nacht door in het gezelschap van een aardige jongen en om aan de kost te komen, pent Merel wel eens een stukje over de lokale voetbalploeg voor een even plaatselijke krant. Daaraan kan je meteen zien dat Merel fictie is: het krantje beschikt over een heus redactielokaal, waarin constant verschillende medewerkers druk in de weer zijn.
Merel start daarmee als een schets van het leven als single veertiger, hoe je houvast zoekt in hobby’s en in een vriendenkring. Tot in die kring een van de gelukkig getrouwde stellen barsten ziet verschijnen in zijn harmonieuze verbintenis en daarvoor op zoek gaat naar externe oorzaken. Wie een beetje anders is, dat tikje afwijkt van de norm, weleens iets zegt dat verkeerd kan vallen, komt dan even vlot in het vizier als de pilsjes achterover getikt worden in de lokale kroeg. De minste onenigheid leidt vervolgens tot roddels, vandalisme en ander gedoe waarmee op het eerste zicht normale mensen elkaar een kloot aftrekken. Want ja, de mens.
Lodewick doet in haar debuut, dankzij haar zwierige stijl en volks aandoende personages, zo nu en dan denken aan Willy Linthout, maar lijkt tegelijk flink op weg om een eigen stijl en stem te vinden. Merel is misschien nog niet helemaal gebalanceerd, en had in een beknoptere versie vast aan kracht gewonnen, maar het talent is zichtbaar aanwezig op de pagina’s. Veelbelovend debuteren, heet dat.