Het was een kwestie van tijd voordat Florian Zellers’ theaterproductie Le Père (deel 2 van zijn trilogie) zijn weg naar het grote scherm zou vinden en de bedenker daarvoor zelf in de regiestoel zou kruipen. Het bejubelde toneelstuk, dat later ook een Amerikaanse en een Britse bewerking kreeg, werd bestempeld als één van de meest relevante werken van het laatste decennium en met een topacteur als Sir Anthony Hopkins in de hoofdrol (die er verdiend een Oscar voor won) kon je ook moeilijk een tegenvallende filmadaptatie verwachten. Helaas is de opvolger – eigenlijk een prequel van The Father – een pak minder meeslepend.
Waar Zellers’ filmdebuut een aangrijpende verkenning was van iemand die langzaam wegkwijnt aan de gevolgen van Alzheimer, volgen we in The Son de 17-jarige Nicholas (de kleinzoon van Hopkins’ personage uit The Father) die sinds de scheiding van zijn ouders gebukt gaat onder een zware depressie. Zijn vader Peter, een succesvolle advocaat gespeeld door Hugh Jackman, is inmiddels hertrouwd met Beth (Vanessa Kirby) met wie hij ook een kind kreeg. Nicholas trekt bij hen in nadat zijn moeder Kate (Laura Dern) bij Peter aangeeft ten einde raad te zijn omdat hij blijkbaar ook al maanden niet meer naar school ging. Langzaam wordt duidelijk dat Nicholas’ depressie niet eentje van voorbijgaande aard is. Er duiken signalen op van zelfverminking die door zijn omgeving terecht geëxtrapoleerd worden tot de intentie van zelfdoding. Zware materie zou je dan denken, maar met uitzondering van enkele momentjes in de film voel je als kijker nooit echt het gewicht dat Nicholas, en bij uitbreiding diens ouders, in zo’n situatie zouden voelen. De transitie van het ene medium naar het andere (ook het theaterstuk Le Fils werd door critici warm onthaald) sputtert hier duidelijk meer dan bij The Father.
Het grote pijnpunt ligt opvallend genoeg bij Zen McGrath, de jonge acteur die gestalte geeft aan Nicholas en allesbehalve overtuigend uit de hoek komt. Op momenten – en dat zijn er best wel wat – dat hij zijn wanhoop wil uiten, balanceert zijn gezichtsexpressie tussen huilen en glimlachen, wat de geloofwaardigheid flink onderuit haalt. Ook is het scenario, dat Zeller opnieuw samen met Christopher Hampton neerpende, in de basis al minder sterk. Dialogen zijn te beredeneerd en grenzen aan gezwollen melodrama dat geschreven lijkt voor een TV-soap. Je zou bijna de begintune van Thuis verwachten, ware het niet dat Hans Zimmer een prachtige score aflevert die knap verder borduurt op de ingetogen sound van Ludovico Einaudi (de Italiaanse componist die de soundtrack voor The Father verzorgde). Dat gegeven en een uitstekende Hugh Jackman helpen enigszins om emotioneel betrokken te blijven. De film wordt hoofdzakelijk vanuit Peters’ standpunt verteld, en de korte maar pijnlijke ontmoeting met zijn vader (Hopkins) geeft meer prijs over zijn strijd met de rol van goede vader en de radeloosheid die dat in zijn situatie met zich meebrengt. Het is een sterke scène die niet louter dient als bruggetje naar The Father, maar ook de vraag opwerpt aan welke zoon de titel van de prent echt refereert.