Alice Diop maakte naam met documentaires zoals Nous en La Mort de Danton, steevast films waarin de Afrikaanse identiteit en de Afrikaanse diaspora in Frankrijk centraal stonden. Dat verandert zeker niet met Saint Omer, al vertrekt de cineaste ditmaal wel voor het eerst van een sterker gestructureerd narratief. Het leverde haar in ieder geval al een pak prijzen op, waaronder die van beste scenario in Chicago en recent de grote prijs voor de beste film op het Film Fest Gent 2022.
Als om in de verf te zetten dat er in wezen niet veel verschil is tussen documentair werk en filmische fictie opent Saint Omer – na een proloog van enkele tientallen seconden – met een lezing aan een universiteit die de tekst van Hiroshima, Mon Amour van Marguerite Duras gebruikt voor een statement over de manier waarop alle kunst de realiteit sublimeert. De basis waarvan Diop vervolgens vertrekt om zelf realiteit te sublimeren, is een fascinerend opzet dat twee Afrikaanse vrouwen spiegelt: aan de ene kant staat Rama (Kayije Kagame), een schrijfster die werkt aan een nieuwe versie van Medea en daarvoor ter inspiratie het proces bijwoont van de dame die de andere kant van de film vormt, Laurence Coly (Guslagie Malanda). Die laatste staat terecht voor de moord op haar dochter van 15 maanden oud – uiteraard een sterke echo uit de Griekse tragedie waar Rama aan werkt.
Het duurt even voor die hele insteek duidelijk wordt en zelfs wanneer de film ons de nodige informatie gegeven heeft, is het nog steeds zo dat Diop alle tijd neemt om het proces dat we bijwonen in ons op te nemen. Lange instellingen tasten de gezichten af van de personages, maar laten ook toe alle details van het juridische spel te volgen. Langzamerhand groeit uit die lange observaties – de statische camera houdt beelden lang aan terwijl verschillende stemmen aan het woord komen – een bijzonder sterke schets van een complexe reeks gebeurtenissen. Diop kiest ervoor om de getuigenissen in reële tijd te laten verlopen, waardoor de kijker beetje bij beetje oordelen en standpunt dient bij te stellen. Finaal zit onder het drama echter ook een sterke culturele bespiegeling verborgen over de manier waarop traditionele referentiekaders vervlochten raken met structuren waarvoor ze nooit bedoeld waren en op die manier tot onmogelijk te verzoenen paradoxen leiden.
Dat Saint Omer erin slaagt al die zaken op een heldere en rustige manier aan bod te laten komen, pleit voor het zorgvuldig opgebouwde script dat soms uiterst subtiele details perfect in de beelden of korte dialogen smokkelt, zoals het moment waarop de moeder van Laurence commentaar levert op wat Rama tijdens de lunch zal eten. Die structurele kwaliteit doet bijna vergeten dat dit ook inzake ingetogen regie en onopvallende schoonheid in de beelden van fotografieleidster Claire Mathon (die hier voor een heel andere benadering kiest dan bijvoorbeeld in Portrait de la Jeune Fille en Feu of Petite Maman) een voldragen werkstuk is.
De film mispakt zich uiteindelijk aan een nogal doorzichtige finale, maar de twee uur die eraan voorafgaan, zijn gelukkig sterk genoeg om toch overeind te blijven.