Er heeft altijd al literatuur in Warhaus gezeten. We Fucked A Flame Into Being was D.H. Lawrence en voor Ha Ha Heartbreak komt Tolstojs Anna Karenina voor de geest: iedereen is misschien op dezelfde manier gelukkig, maar ongelukkig zijn doet ieder op zijn eigen manier. Gewone stervelingen liggen na een liefdesbreuk languit in de zetel – junkfood en Netflixreeksen bij de hand – maar halfgoden als Maarten Devoldere verwerken hun verdriet aan de hand van een weelderig gearrangeerd stijlvol album.
Twee jaar geleden stond Devoldere er voor het eerst in zijn leven alleen voor. Het op de vorige platen bezongen object van zijn immer brandende verlangen hield zich niet langer in zijn schoot op, maar was gevlogen. Na een periode waarin alles en iedereen als voor vanzelfsprekend werd aangenomen, kwam de weerbots. Nooit eerder stelde de songwriter zich kwetsbaarder op dan op Ha Ha Heartbreak. Hij, de koning van de cool bij Balthazar, de Henry Miller van Warhaus, gooit hier zomaar zijn hart op tafel, open en bloot voor iedereen om te lezen en te aanhoren.
De basis voor het album werd gelegd tijdens een zelf opgelegde ballingschap in Palermo. De zanglijnen die we horen, zijn de resultaten en restanten van die drie weken durende retraite in een hotelkamer onder de Siciliaanse zon. Het is daar dat Devoldere, die vroeger steeds ongenaakbaar in de liefde stond, de juiste graad van wanhoop en kwetsbaarheid in zijn stem gelegd had, toen hij de death van zijn innerlijke ladies’ man uitzweette en op band smeet. Nu hij ook kan brommen om stukgelopen liefdes mag Devoldere zich in dat opzicht steeds meer gaan spiegelen aan zijn held Leonard Cohen.
Devoldere gaf de demo’s aan producer Jasper Maekelberg, die rond die zanglijnen weelderige melodieën drapeerde. Strijkers waaien zwoel binnen en geven Devolderes turbulente gemoed weer als elegant door de wind opbollende gordijnen voor het open raam van de hotelkamer. Ha Ha Heartbreak klinkt vertrouwd binnen het Balthazaruniversum; het graaft diep, maar doet nergens pijnlijk aan. Zoals bij alles wat Devolderes signatuur draagt, is de muziek ook nu weer easy on the ears en ademt het geheel stijl: de cover is mooi seventies en past bij de vergane glorie van zijn liefde én van de stad waar de plaat is opgenomen. De titel compenseert dan weer voor de somberte. Het leven is niet zwart-wit, eerder zwart met een barst langs waar het licht in de duisternis mag binnensijpelen. Ook hier spreekt Cohen weer.
In openingsnummer “Open Window” gaat alle zelfvertrouwen het open raam uit: ‘And I’m not saying that I can’t live without you / but I’m a long way from figuring out how to’ Het grote verschil met de vorige Warhausalbums is bijgevolg dat Sylvie Kreush niet langer mee komt smachten op de leadvocals, maar enkel nog in de achtergrondzang te horen is. De breuk werpt Devoldere terug op zichzelf en zijn spiegelbeeld, en doet hem reflecteren over zijn eeuwige jacht op impulsen, of die nu komen van de (fysieke) liefde, drugs of optredens. Relaties zijn nu eenmaal geen spelletje, eerder aartsmoeilijk en bovendien valt de tegenpartij nooit volledig te doorgronden. Iedereen draagt geheimen en duistere kantjes met zich mee die de ander niet kan of mag kennen (‘every heart has a separate shadow’). Dit aanvaarden is de enige weg, waarbij het eeuwige smachten aan banden wordt gelegd: ‘Desire, go easy on me’. In ruil krijgen we brutale eerlijkheid in “I’ll Miss You Baby” (’time was never on our side’), waarna woorden niet meer van tel zijn: “Mondello’s Melody” is een instrumentaaltje met een gitaar die een gebroken hart evenzeer zalft als in repen snijdt. Vanaf nu gaat Devoldere het roer helemaal omgooien: ‘for the glory of love I’m gonna get clean’. We hopen het mee voor Maarten.
Liefdes komen en gaan, het verdriet en breakup-albums zijn van alle tijden. Enerzijds wens je het niemand toe, maar wanneer het sterke platen voortbrengt zoals Ha Ha Heartbreak, kunnen wij, aanhoorders, alleen maar onze zegeningen tellen.