Pavement stopte ermee in 1999. Nu, drieëntwintig jaar later, staren we in de spiegel allemaal naar winterversies van de summerbabes die we in onze gedachten gebleven zijn en zijn we allemaal figuranten geworden in de sequel van ons leven. Maar laat ons niet dat duister steegje van de melancholie inslaan, want vanavond speelt de Californische band een zonovergoten set.
In Brussel speelt Pavement zijn zevenenveertigste show sinds het in mei dit jaar opnieuw de gitaren opnam. We hebben hier dus te maken met een goed geoliede machine, maar op automatische piloot spelen ze niet, want wie de setlists van de voorbije optredens bekeek, zag dat de bandleden nog steeds vrolijk grabbelen in hun backcatalogue van wereldhits uit een betere realiteit dan deze, ook al betekent dat soms dat ze ingaan tegen de verwachtingen van het publiek. Door steeds hun eigen ding te doen brachten ze ons de relativiteit van het leven en een aversie tegen overdreven sérieux bij. Ze leerden ons de waarde van vrolijk te spugen op onbekenden, ons steeds op te kleden voor vruchteloos nagestreefd succes én om op tijd naar de kapper te gaan.
Pavement speelde vanavond inderdaad geen “Shady Lane” of “Rattled By The Rush”. Je kan dat jammer vinden – iedereen heeft uiteraard zijn persoonlijke favoriet (hoewel je niet snel iemand luidkeels zal horen verkondigen dat “Jackals, False Grails: The Lonesome Era” absoluut gespeeld moet worden, maar dat kan eerder aan de titel liggen dan aan de verdiensten van het nummer). Wat we wél krijgen, is gelukkig om duimen en vingers bij af te likken.
De set begint met een ware blitz waar zelfs Dzjengis Khan zich nog van in het haar zou krabben: “Cut Your Hair”, met die oehoehoehoes die door merg en been gaan, doet veertigers geen blijf weten met hun enthousiasme in de warme pluchen zeteltjes van het Koninklijk Circus. Welgeteld één nummer duurt dat zitten, want vanaf het potent gespeelde “In the Mouth A Desert” veert iedereen al recht. Mensen staan ongemakkelijk gekneld tussen de rijen stoeltjes, maar op dat eilandje dat ieder van ons uiteindelijk is, delen we allemaal in dezelfde gelukzaligheid. Volgen fluks: “Trigger Cut” en “Two States” met Bob Nastanovich die dadrock en dadbod koppelt aan een aandoenlijke punkenergie.
Toch is hij een beetje de valse noot in het optreden. Waar de tronies van de band onmiskenbaar ouder geworden zijn, lijkt de leeftijd geen vat te hebben op hun flegmatieke persoonlijkheden. Op social media worden de borden spaghetti om met lange tanden achter te zitten vervangen door schnitzels in een Duits restaurant, maar Nastanovich is vanavond de enige bij wie alles eerder onnatuurlijk aanvoelt. Hij doet nét iets te hard zijn best om te overtuigen en daarom zal hij er ook niet in slagen. Hij is de zwalpende Eden Hazard achter de standvastige Kevin de Bruyne die Stephen Malkmus de hele avond is, ook al is dat misschien unfair om te beweren. Het is een veeg teken aan de wand dat zijn toetsenpartijen op deze tournee worden overgenomen door Rebecca Cole, terwijl Nastanovich zich mag uitleven op luchtgitaar (jawel), tamboerijn (klassiek of met lichtjes) en andere vreemdsoortige percussie.
Voor de rest kunnen we bijna niet anders dan hoogtepunten aanstippen, waarbij het publiek zich gewillig overgeeft. Zet Malkmus ‘But high-ho silver, ride’ in tijdens “Stereo”, dan roept iedereen uit volle borst ‘Listen to me! I’m on the stereo stereo!’ terug. “Starlings On The Slipstream” was mooi opgebouwd en toont hoe gerodeerd deze klasbakken eigenlijk wel zijn, idem voor een onderhuids gravend “Type Slowly” waarbij ze alles op de meest elegante manier ooit uiteen doen vallen.
En zo komen we bij de gevoelige kant van Pavement. Het is in die emotionele hoekjes van ons gemoed dat de band het hardste woekert: “Gold Soundz” is tranentrekken op hoog niveau, “Grounded” doet hetzelfde, maar dan op Olympische wijze. Het is de openhartchirurgie waarvoor wij met alle plezier ons hart op een schaaltje aanbieden om te dissecteren, waarna “Date w/ Ikea” de gruzelementen weer in elkaar steekt. “The Hexx” was bloedmooi. “Here”? Eveneens bloedmooi. “Spit on a Stranger”? Idem. We vallen in herhaling, maar waar moet een mens de synoniemen nog gaan halen wanneer de ene na de andere parel op je wordt afgevuurd? Iedereen roemt Alex Turner tegenwoordig terecht als sublieme tekstschrijver, maar hij is de padawan in vergelijking met de jedimaster van het absurdistisch nihilisme die Stephen Malkmus is. Wie anders zou zoveel poëtische doorleefdheid kunnen leggen in zinnen als ‘Ice baby, I saw your girlfriend’ of ‘you’ve got to pay your dues, before you pay the rent’? Maar ingenieuze teksten don’t mean a thing if it ain’t got that swing, dus zijn het die stekelige melodietjes in refreinen en gitaarhooks die ons hart telkens weer openrijten om de teksten langs die weg naar binnen te gieten. Het is yin én yang, peper én zout, Kobe én Lebron in één team.
Na een rustpunt halverwege de set (met onder andere “Motion Suggests”) zetten we de verschroeiende finale in met “Embassy Row” (met dat stiekeme Joy Divisionriedeltje). Op het einde van de reguliere set perst Malkmus in “Stop Breathin” helemaal ineengedoken op het podium de laatste restjes cynisme uit zijn gitaar en ons gemoed. “Summer Babe” opent de bissen en is een explosie van euforie. “Range Life” bewijst voor eens en altijd dat niemand zo foxy is als zij. Wat dan te zeggen van laatste bis “Filmore Jive”? Welja, vooruit dan maar: bloedmooi.
Pavement in het Koninklijk Circus was om door een ringetje te halen.