Gelukkig. Er zijn – ondanks deze woelige en warrige tijden – nog zekerheden. Boston’s finest hebben namelijk alweer een meer dan genietbare plaat gemaakt. En de frontman mag dan wat nors en eigenwijs zijn: hij werd tenminste nog niet aangeklaagd. Rock music dus!
Zo’n drie jaar geleden waren we al oprecht en onverwacht gecharmeerd door de noodzakelijke energieke injectie die in de billen van de Pixies werd gepleurd. Beneath The Eyrie kon ons meer dan bekoren en het was bijzonder jammer dat er geen concertreeks op volgde omdat een pandemie nu eenmaal geen massa volk op de been brengt.
Maar Charles Michael Kittridge Thompson IV zat ondertussen niet zomaar wat met de duimen te draaien. Waar hij vroeger vooral met onafgewerkte ideetjes naar de opnames afzakte, wandelde hij deze keer met maar liefst veertig afgewerkte songs onder de arm de studio van producer Tom Dalgety in Massachusetts binnen. Die resem nummers waren initieel bedoeld voor een stemmig Americana-album, waarvoor hij zou samenwerken met Bobby Bare Jr. van Guided By Voices. Maar het zou dus anders uitdraaien.
In de lamlendige lente van dit jaar brachten de Pixies al een pittige appetizer uit met “Human Crime”; het opwaaiende stof en de saloon bleken nergens meer te bespeuren, het leek eerder of Joey Ramone vanuit het hiernamaals en monkelend de band een lekkere schop onder de kont had gegeven. Het nummer zorgde voor de spreekwoordelijke vonk: bassiste Paz liet haar Airbnb en pottenbakkerij voor wat het was en maakte zelfs een videoclip bij het nummer. Gitarist Joey Santiago herontdekte zijn liefde voor het instrument in een oude gitaarwinkel en drummer David Lovering liet zich eindelijk opereren aan de polsen. Hij kreeg er zowaar een portie zelfvertrouwen voor terug. Herboren dus.
Een nieuwe generatie muziekliefhebbers – ze zijn toch niet allemaal verknocht aan masked singers hopen we stiekem – aanspreken en ondertussen de oude fan met zijn gerafeld Doolittle-shirt niet richting de uitgang duwen. Het zou zo maar kunnen lukken tegenwoordig, al is ons vertrouwen in de medemens nu ook weer niet zo groot. Maar we zijn hoopvol. Doggerel, de achtste van deze Pixies is namelijk nog wat compacter, consistenter en een tikje beter dan de voorganger.
De uitstekende opener “Nomatterday” levert onmiddellijk een staalkaart all things Pixie. Een zo uit Bossanova weggelopen synthgeluidje doet het ruimtetuig landen. De bassiste stapt herkenbaar en zonder strompelen van de loopplank en Frank Black mompelt parlandogewijs dat hij, you know, je niet echt écht haat. Het nummer – met halfweg uiteraard een bruuske tempowisseling – wordt bevolkt door necromancers en paashazen. En er is het beleefde verzoek om niet in de fontein te pissen. We vragen dat al jaren, but hey how. In 2023 krijgen we van de Smashing Pumpkins nog wel een rockopera in drie delen, maar de Pixies hebben soms genoeg aan één nummer. Tien van de twaalf nummers klokken zelfs af boven de drie minuten, drie songs doen er nog een minuutje bij. Het is ooit anders geweest.
Dat Frank Black zichzelf nog steeds niet al te serieus neemt in de lyrics is ook een geruststelling. Doggerel is dan ook een perfecte titel die er zat aan te komen: er wordt gestrooid met kreupelrijmen alsof er buiten een heuse vrieskou woedt. Mocht rijmelarij helpen tegen rijm- en ijsplekken natuurlijk. Ook in de twee vooruitgeschoven singles (het semi-berustende “Vault Of Heaven” en “There’s A Moon On” (een tragere versie van “Rock Music”, maar met een volle maan op de achtergrond) wemelt het van de goedkope poëzie. Of wat dacht u van ‘I ended up in dire straits / But that’s ok’ en ‘There’s a storm in your brain on a full moon night’? Overtreffen qua flauwe woordspelingen doet hij dan weer wel op “You’re Such A Sadduccee”. Wie een politiek pamflet verwacht over aristocraten of farizeeërs is eraan voor de moeite. Wij hadden de indruk dat het zinnetje ‘It’s just so sad to see’ in deze context vooral een monkellachje op het gezicht van de zanger toverde. ‘How is that?’, gooit hij er nog achteloos achteraan. Alsof hij zelf mokt met de zelfgevonden frivoliteiten.
Het heeft misschien weinig zin de surrealistische teksten van Zwarte Frans aan een inhoudsanalyse te onderwerpen, maar er sijpelt af en toe wat door. Het is zinloos te teren op het verleden – we doen het toch voor vermaak en therapie – maar uiteindelijk moet het wel vooruit. Zelf houdt Blackie het in het dromerige en pesterige “Who’s More Sorry Now?” op ‘Don’t split your sails over me’. Ook goed.
Joey Santagio leverde trouwens voor het eerst in de Pixiesgeschiedenis ook een songtekst in. Het werd niets memorabel, maar het erg naar Neil Young neigende “Pagan Man” fluit tegelijkertijd lekker naar de echo’s van het verleden en de visioenen van de toekomst. Aan een tafeltje in de hoek van het bruine café zitten alvast Horseshoe Man, Old Man en Southern Man te wachten op hun vierde man voor een potje poker; een outsider meer of minder …
De folky Beach Boys-ode “Thunder And Lightning”, het mijmerende “The Lord Has Come Back Today” – met alwéér een Neil Young-verwijzing in de gelederen – en het zomerse popnummertje “Haunted House” zijn dan weer niet per se vullertjes, maar verdwalen wat in het feeërieke bos. En hoewel de typisch huppelende baslijn, de uitwaaierende gitaarsnok en de strakke drumtik nochtans de juiste richting aangeven, komen ze net wat later de boomhut binnengewandeld.
Afsluiter, titelsong én langste nummer op de plaat doet zijn naam dan weer alle eer aan. Charles laat zijn stem wat zakken en vertelt met lukrake zinnetjes het verhaal van het kleine bergdorpje Colrain, dat werd vernoemd naar Lord Baron Coleraine. De eerste bewoners die probeerden te verhuizen, verdwaalden echter in de omliggende bergen en belandden zo onverhoeds terug in het dorp. Ontsnappen bleek niet mogelijk, berusting eens te meer. De Pixies maken er een ter plaatse trappelende roadsong van, etherische stemmetjes en funky baslijntje van Paz incluis. En ze blijven alvast tot het einde bij ons, gaan nergens naartoe. Als dat geen goed nieuws is.
Wie kan er op tijd en stond immers niet wat oerdegelijke, bij momenten heerlijk knisperende popsongs gebruiken dezer dagen? Moet dat meer zijn? Zijn wij soms slagers met een vulpen?