Harder. Rauwer. Energieker. De negende van Suede, is alles wat zijn langoureuze voorganger The Blue Hour niet was. Na twee jaar pandemie moest de beste liveband van de jaren negentig ook live klinken, en zo werd Autofiction ook ingeblikt. “Niet langer in de mainstream zitten was een bevrijding”, vertelt zanger Brett Anderson ons in een zoomvenster.
enola: Mag ik dit de anti-Blue Hour noemen?
Brett Anderson: “Ja. ’t Is een heel bewuste verandering van richting. Onze laatste twee platen werden almaar… conceptueler is niet het woord want dat geeft een verkeerde indruk, maar toch heel erg arty en zo. Met deze plaat wilden we dat weer affakkelen. Zo gaat dat met een carrière als die lang genoeg duurt: je hebt fases, je wordt almaar gesofisticeerder in wat je kunt doen, en dan komt er een punt waarop dat je daar genoeg van hebt. Je wil opnieuw van nul beginnen om het fris te houden, jezelf opgewonden. En dat is wat Autofiction is.”
“We hadden het gevoel dat The Blue Hour zowat het verste was dat we wilden gaan. Ik wilde niet nog zo’n plaat maken, maar één die daar het tegendeel van was. Als artiest moet je je instinct volgen, je moet verliefd zijn op wat je aan het doen bent, en er honderd procent voor gaan. Als je iets aan het maken bent omdat iemand je verteld heeft dat te doen, of omdat je dénkt dat dat het juiste is; vergeet het, mensen gaan dat door hebben.”
enola: Interessant genoeg kondigde je deze koerswijziging al aan tijdens een interview ter promotie van The Blue Hour. Je wist toen al dat je klaar was met die orkestrale benadering?
Anderson: “Ik denk het. Het is altijd boeiend als je een plaat uitbrengt. Tijdens de opnames weet je soms niet heel erg goed wat je in je handen hebt, je hebt de reactie van het publiek nodig om daar zicht op te krijgen. En dat bedoel ik niet uit ijdelheid. Ik vraag me niet wanhopig af wat anderen over onze songs denken, maar dat antwoord toch ergens belangrijk is. Kunst is uiteindelijk communicatie, en ook de media is deel van dat gesprek. En ik denk dat we pas met er interviews over te geven realiseerden dat we niet zozeer te ver waren gegaan, maar wel dat we niet verder op die ingeslagen weg wilden gaan. We hadden iets fris nodig.”
enola: En dus ging je live in de studio opnemen. Bracht dat zo zijn uitdagingen mee?
Anderson: “Het was erg belangrijk dat we niet te veel overdubs zouden opnemen. Je kunt daar in de studio zoms echt in doorschieten: ‘kom we doen nog een gitaartje’, en dan krijg je laag boven laag boven laag. Deze keer wilde ik het wat rauwer hebben, inderdaad alsof je live speelt en er één, maximum twee gitaren klinken; niet het comfort van al die laagjes, en dan nog backing vocals. Het mocht wat grimmiger, monochromer.”
“Weet je, voor alles in lockdown ging hadden we het plan om wat geheime shows onder een andere naam te geven, en het hele album live in te spelen voor wie weet maar drie mensen; gewoon zien hoe het voelde, en de songs uitproberen. Want als je voor mensen speelt is dat helemaal anders dan als je gewoon in het repetitiehok staat. En daar komt weer die publieksreactie bij kijken; je hoort de dingen dan anders. En als je live bent, ben je ook verplicht om de muziek aan te passen, soms moet je vereenvoudigen om het te kunnen brengen. Ik denk dat het dat was waar we op uit waren.”
enola: Intrigerend genoeg maakt de perstekst gewag van een plaat die op koud ijs is gezet omdat jullie nieuw materiaal bleven schrijven. Er is dus nog ergens een plaat die op Autofiction lijkt maar ze niet is?
Anderson: “Er was een moment dat we dachten dat we een afgewerkte plaat hadden, maar natuurlijk was die niet klaar. De lockdowns gingen in, de wereld stopte, en er werd ons duidelijk gemaakt dat die plaat niet snel zou verschijnen. We zijn dan maar blijven schrijven, en dat leverde een paar sleutelsongs op zoals “She Still Leads Me On”, “Black Ice”, “What Am I Without You”, “Shadow Self” en “Turn Off Your Brain And Yell”; vijf belangrijke nummers, dus ik ben blij dat het gebeurd is want dat heeft de plaat veel sterker gemaakt. Tja, crisissen zijn ook kansen hé.”
enola: Was je in het verleden vaak gefrustreerd over hoe jullie platen de live-energie van Suede niet wisten te vatten?
Anderson: “Absoluut. Ik ben altijd een beetje ontgoocheld als ik onze platen herbeluister. Zelfs die uit onze ‘klassieke periode’ of hoe je dat ook wil noemen, die vroege jaren negentig. Zelfs die klinken soft; het had nooit de kloten die we live hebben, en dat wilde ik deze keer juist hebben. Zo gaat dat als je artiest bent, veel van wat je doet heeft te maken met fouten uit het verleden willen rechtzetten. Als je blij bent met wat je doet, ben je niet genoeg op zoek. Ik denk altijd dat we ’t beter hadden kunnen doen; elke plaat is een poging tot perfectie, iets wat we nooit zullen bereiken. ’t Is een bijna futiele queeste, maar het punt is dat zoeken, want hoe meer je weet, hoe minder je weet.
enola: Op welk nummer van Autofiction ben je op dit moment het meest trots?
Anderson: “Er zijn er een paar, maar “She Still Leads Me On” is wat ik kies als ik er maar één mag draaien. Daarom is het ook de opener van de plaat, en de eerste single. Ik schrijf veel songs op een jaar, tonnen, maar het is maar om de paar jaar dat er eentje is waar je helemaal de juiste woorden vindt en echt kunt zeggen wat je wilde zeggen.”
enola: Het is de eerste keer dat je over je moeder, die overleed in 1989, schreef, niet?
Anderson: “Neen, maar ik heb zelf pas jaren later doorgekregen dat “The Next Life” van op ons debuut ook over haar ging. Maar dit is de eerste keer dat ik bewust over haar schreef. Ik schrijf tegenwoordig vaak over familie, want ik vind het een ongelofelijk fascinerend iets. En uiteindelijk moet je schrijven over wat je inspireert, wat je emotioneel stimuleert. Als je twintig bent is dat natuurlijk romantische relaties. Je verliest een liefje, leert een ander kennen, al die clichés van de popmuziek. Nu ben ik 55 en heb ik een gezin, en dat zijn andere gevoelens. En ik wil daar niet over schrijven op de kleffe koekjestrommelmanier waarop mensen het daar altijd over hebben. The Blue Hours ging over het ouderschap en de angsten die daar bij horen. Ik ben altijd geneigd om naar dat soort duisternis te zoeken.”
enola: De titel Autofiction geeft het al weg: je schrijft inderdaad persoonlijker dan ooit. Een gevolg van je twee autobiografieën Coal Black Mornings en Afternoons With The Blinds Drawn?
Anderson: “Misschien, maar ik weet het niet zeker. Ik heb er in elk geval van genoten om die twee boeken te schrijven. Ik heb het gevoel dat ik mezelf veel beter ken sindsdien. Ik kan het iedereen aanraden die naar zichzelf op zoek is. Het voelt alsof al die informatie al lang in jezelf is opgeslagen, maar door het neer te schrijven knalt het plots naar beneden, en plots zie je het bos door de bomen. Plots krijg je inzichten over jezelf. En ja, zo gaat het dan dat je niet alleen over familie schrijft, maar ook over het concept ‘personage’.”
“Dat is ook een groot thema op Autofiction. Een nummer als “What Am I Without You” gaat daarover, over de band tussen de performer en het publiek. Het is een idee dat ik in Afternoon With The Blinds Drawn ben gaan verkennen; voor mij was dat het meest waardevolle aan dat boek dat ik eerlijk werd over hoe iedereen op een podium automatisch een personage wordt. Zelfs artiesten die gewoon in hun jeans, met ongewassen haar, op het podium kruipen en songs zingen waarvan ze denken dat ze oh zo écht zijn, net dat is hun personage. Of ze het nu leuk vinden of niet, er is manipulatie in het spel, ze presenteren iéts aan de wereld, net zo goed als die superopgemaakte popsterren van de jaren tachtig dat deden. Het is gewoon een andere manier van voorstellen.”
enola: Ik vind het gek dat je dat toen pas, na bijna dertig jaar carrière, zag.
Anderson: “Tja, dat krijg je natuurlijk als je muzikant bent geweest in de jaren negentig toen niets zo erg was als niet authentiek zijn. Misschien net omdat de jaren tachtig er aan vooraf waren gegaan. Je mocht geen personage zijn, je moest écht zijn, zeker bij al die grungebands, dus ik denk dat ik het idee toen niet kon toelaten dat ik een personage aan het creëren was, en dat het ook van mij werd gemaakt. Dat inzien was echt een belangrijk moment voor me.”
enola: Wat heeft dat inzicht je opgeleverd? Heeft dat de manier waarop je op het podium staat veranderd?
Anderson: “Ik denk dat ik het omarmd heb. Ik hou wel van mijn personage, en ik kan het nu als iets aparts, los van mij, behandelen. Dat zorgt er voor dat ik me er veel meer op mijn gemak bij voel, omdat er ook afstand is. Dat komt natuurlijk ook door het ouder worden. Je drijft weg van dat personage, want dat is in steen gebeiteld op een moment dat je veel jonger was, en jij bent wel blijven evolueren. Ja, ’t is een beetje het omgekeerde van Dorian Gray, wiens portret op zolder verouderde, maar hijzelf niet.”
enola: Hoe hou je als man van 55 dat personage levend dat op de jonge Brett Anderson is gebouwd? Je bent op het podium nog altijd even energiek als dertig jaar geleden.
Anderson: “Ik zorg goed voor mezelf, maar ik ben nu ook geen Californische gezondheidsfreak. Ik drink nog altijd graag een glas wijn, eet chips en andere vuiligheid. Ik loop wat, ga wat naar de gymn; dat vind ik allemaal wel fijn, maar ik ben niet geobsedeerd. Eigenlijk zijn die concerten mijn training. De eerste zijn altijd moeilijk, dan loop ik te hijgen na afloop, maar ik kan niet anders; het is gewoon hoe ik perform. Het is alsof ik over de rand wordt geduwd, en gewoon wordt meegesleept.”
enola: Blijf je ook mental scherp? Hou je in de gaten wat de jonge concurrentie allemaal doet?
Anderson: “Oh ja. Ik ben altijd op de uitkijk voor nieuwe interessante bands. Dat moet je als artiest gewoon doen om scherp te blijven. En ik vind het eigenlijk gemakkelijker geworden, want er wordt minder interessante gitaarmuziek gemaakt, dus de goeie dingen springen er gemakkelijk boven uit. Fontains DC, bijvoorbeeld, of Dry Cleaning. En Working Men’s Club vind ik ook erg goed. Er gebeurt genoeg om niet naar oude muziek te zitten luisteren. The Smiths, David Bowie,… al die dingen die nu met Suede worden geassocieerd, daar luister ik nog zelden naar. Dat zit al in mijn hoofd. Ik wil nieuwe dingen ontdekken.”
enola: Is dat hoe je de valkuil hebt vermeden waar zoveel bands met decennia op de teller in trappen: altijd dezelfde plaat opnieuw maken? Jullie hebben een paar van jullie interessantste platen pas in de tweede helft van jullie carrière gemaakt.
Anderson: “Bedankt je dat opmerkt, ik ben het daar helemaal mee eens. Onze tweede fase is op zijn minst even interessant geweest, als het niet meer is, dan die eerste jaren. Er luisteren minder mensen nu, maar dat is nu eenmaal hoe het gaat. En hoe we die herhalingsoefeningen vermijden? Doordat we elke keer weer onze fouten van de vorige plaat willen rechtzetten. Ik heb te veel spijt van de laatste Suedeplaten in die eerste fase. Head Music is nog een half-goeie plaat, maar op “Obsessions”, “Lost In TV” en “Morning” na was A New Morning een slechte plaat. En wat ik daar erg aan vind is niét dat, maar at we toen nog in de mainstream zaten, en dat we dat hebben weg gegooid. Wij zullen nooit meer mainstream zijn, hoe goed onze plaat ook zou zijn, en dat vind ik ergens wel triest. We hadden dat niet mogen verpesten. Maar het is ok om spijt te hebben, want als je die goed inzet, kun je er jezelf een stamp in de ballen mee geven: dat gaan we dus niet meer doen. Ik denk dat dat is waar het om gaat de laatste tien jaar: wij die proberen de fouten uit het verleden recht te zetten.”
enola: Je merkte wel eens op dat de relatie met jullie fans de langste is die jullie in je leven hebt gehad. Ik kan me voorstellen dat ze even tumultueus is geweest als een gewone relatie. Zijn er momenten geweest dat je het moeilijk had met de aanbidding?
Anderson: “Absoluut. Er zijn momenten waar het over de grens ging, zeker in de nineties zijn er fans te dicht gekomen. Daar vertel ik ook over in Afternoons With The Blinds Drawn. Het was onaangenaam. Maar tegenwoordig hebben we een gezonde verstandhouding. Als ik tegenwoordig herkend wordt, is het omdat iemand houdt van wat ik doe, waar dat vroeger al eens anders was en je ook de stront over je heen kreeg. Nu is het gewoon liefde. I’m fine with that.” (lacht)
enola: Niet langer in de mainstream zitten klinkt als een bevrijding.
Anderson: “Dat denk ik wel. Night Thoughts en The Blue Hour zijn ronduit reacties op die ontdekking. Plots zagen we in dat we konden doen wat we wilden, zolang het maar goed was. We moesten geen singles band meer zijn, we konden het allemaal ver drijven, wat we op die laatste plaat gedaan hebben. Ja, er zit veel vrijheid in die ontdekking. Alweer: crisissen zijn kansen.”
enola: Deed het niettemin pijn dat jullie comeback-album Bloodsports in 2013 naast de mainstream belandde? Want dat was wel nog een album dat heel erg klassiek Suede probeerde te zijn.
Anderson: “En toch niet. Ik denk niet dat iemand echt dacht dat we opnieuw populair zouden zijn. Ik wil het niet ‘conservatief’ noemen, maar het was een comebackalbum; het moést alles hebben wat Suede maakte. Het zou geen zin hebben gehad om terug te komen met iets totaal anders, we moesten eerst het Suede-zijn herbevestigen. Dus het kon niet avontuurlijk. En het is geen slechte plaat. We hebben weinig betere dingen gedaan dan “Sometimes I Feel I’ll Float Away”, en ook de singles zijn best goed.”
enola: In je eigen telling is dit het begin van de vierde Suedefase. Heb je al een idee wat die verder wordt?
Anderson: “Ik denk niet dat we opnieuw een plaat als Autofiction maken. Ik ben het nog niet zeker, want we wijken meestal af van het plan, maar de kans bestaat dat de volgende het meest experimentele wordt dat we al gedaan hebben. Ik zou graag hebben dat het niet eens een Suedeplaat wordt, maar een soundtrack of zo. Ik wil dat verkennen, maar dan moet het goed gebeuren. Ik ben dus op zoek naar een manier, een reden, om heel erg experimenteel te kunnen gaan.”
enola: Met andere woorden: de pendel zal terug de andere richting opslaan?
Anderson: “Soort van. We hebben het geluk dat we drie soorten band kunnen zijn: romantisch, pop, en experimenteel. Het is gewoon stuiteren tussen die drie uitersten, en uitvinden waar je nu weer bent belandt op het spectrum.”