Paddenstoelen! Als paddenstoelen schieten ze uit de grond, die nieuwe festivals. Nu ook al in Zeebrugge, op Den Dijk, als was het Tien om te Zien, maar dan voor keurig geklede bourgeois. Valt er iets in te halen misschien? Hoe dan ook: dEUS, Wilco, en vooral The National zorgden voor een gemoedelijke avond, waarop iedereen het beleefd hield, en het dus nooit spannend werd.
Het strand van Zeebrugge, het eten van Best Kept Secret, de line-up van een gedroomde Pukkelpop-mainstage anno 2007: what’s not to like? Dat de sfeer zo rond zessen – “aperitiefuur” noemt Tom Barman het zelf – nog die van een receptie is, is wel gezellig, zo op een veel te warme vrijdagavond, maar het leidt af van de muziek. En nochtans laat dEUS horen sinds vorige week zaterdag toch minstens één keer gerepeteerd te hebben. De setlist is lichtjes omgegooid, de band speelt net iets strakker, en minder op automatische piloot als in Hilvarenbeek.
“De laatste keer dat we hier stonden was… lang geleden, met een veel te warm pulleke aan. Dat zal ons nu niet gebeuren”, verwijst de oppergOD in luchtig hemdje naar het Beach Rockfestival in 1999, en de band zet een broeierig “Quatre Mains” in, een gloedvol “Constant Now” glijdt er polonaisegewijs uit voort; een openingsklets die er mag zijn. Het funky “Girls Keep Drinking” zindert echter niet van energie, zoals vorige week, daarvoor is het te warm op deze zandvlakte in de zon. Gelukkig lukt het in “Instant Street” wel, dat door gitarist Mauro Pawlowski op sublieme wijze uit de hengels wordt getrokken: de overstuurde eindspurt is er een om in te kaderen.
Want ja dus, na alle gitaristenperikelen van de afgelopen jaren, is Pawlowski dus opnieuw aan boord geklommen. Dat is goed, het zorgt ervoor dat de ooit zo spannende, nu zo professionele groep, toch iets avontuurlijks houdt. Toch lukt het niet om “The Architect” echt te laten ontbranden. Ligt het aan de temperatuur? Het is in elk geval een tamme versie, die nooit knalt of vlamt als het nummer op zijn best kan doen. Dat lukt enkel met afsluiter “Suds & Soda”, immer het vreemdste anthem uit de niet van bizarheden gespeende Belgpopgeschiedenis.
En toch zal dEUS nog energetisch blijken tegenover een Wilco dat helemaal is opgetrokken uit gezapigheid. Zonder een woord commentaar leidt Jeff Tweedy zijn kompanen langs een dwarsdoorsnede uit het ruime oeuvre van de band, en dat gebeurt met zoveel degelijkheid dat je er liveplaat Kicking Television over kan spelen en nog geen zeven verschillen ontdekt. Dat heet ‘consistente kwaliteit’, maar ook: een beetje saai.
Niet dat er in die eindeloos kabbelende set geen mooie momenten zijn te vinden. “I Am Trying To Break Your Heart” drijft op de mooie stem van de frontman, “Cruel Country” krijgt een mooie slideguitar mee. “Impossible Germany” sjokt dan weer op zo’n heerlijk slordige Crazy Horsebeat, Gitarist Nels Cline legt er als vanzelfsprekend zijn meest Neil Youngachtige solo over.
En net wanneer je denkt: ‘nu heb ik dat Wilco wel gehoord’, gaat het dan toch aan het schuren. In ‘Via Chicago’, alweer zo’n stapvoetse countrysleper, lijkt drummer Glenn Kotche tot twee keer toe een toeval te krijgen, zodat het nummer heel even aanvoelt als een ongelofelijk complex auto-ongeval; iets met veel blik- en andere schade. En je weet dat dit het genie van Wilco is: het doorbreken van het cliché.
Er kan er echter maar één de ster zijn op deze avond vol Dadrock, en dat is de headliner. The National is ondertussen al twintig jaar opgetrokken uit oudemannenpijn, maar vanavond lijkt ook die wel weer mee te vallen. Matt Berninger kan de vertrouwde wijnfles zelfs laten, en gedraagt zich als vanzelf een pak minder bezopen van God los. Passend in de kraaknette sfeer van dit festival, gedraagt ook The National zich vandaag beheerst en redelijk.
Dat begint goed, met een “Bloodbuzz Ohio” dat zindert. En als je een potig “Mistaken For Strangers” – opgedragen aan een Wilco dat naar Berningers zeggen ‘de inspiratie vormde om zelf een band te beginnen’ – als derde nummer de menigte kunt ingooien, dan is dat zo goed als rollen met de spierbollen: ‘er is meer van dit’. En toch is het dat ingetogen “Guilty Party” dat het eerste hoogtepunt is.
Dit is waar The National zo straf in is: het intieme, eindeloos herkauwende peuteren in eigen ziel verklanken. Het zijn stille vreugdevuren van wroeging en spijt, met een Berninger die hier prevelt ‘I know it’s not working / I’m no holiday’. Een sprongetje verder is er “I Need My Girl”; vijf minuten hartenpijn dat je keel dichtschroeft over het soort gitaarlijntje dat bedoeld is om pijn te doen. “Pink Rabbits” is eenzaamheid in de massa, ronddwalen met lood in de schoenen: ‘you didn’t see me / I was falling apart / A television version of a persion of a broken heart.’
Daartussen? Die andere quintessentiële The National: de frustraties van de middelbare man, die niet langer mag toegeven dat het leven nog altijd schrijnt als toen hij puber was. ‘I can’t explain it, any other way’ krijst hij, en je wéét hoe dat voelt. Op de achtergrond doet Aaron Dessner ongepaste, maar zo mooie dingen op zijn gitaar. Het voelt een beetje als een hart dat met vlijmscherpe nagels aan stukken wordt getrokken.
Twee nieuwe nummers laten horen dat The National ook na drie jaar pandemie niet tot stilstand is gekomen. “Ice Machines” en “Tropic Morning News (Haversham)” borduren verder op wat de groep nu al twee decennia doet. Het eerste loopt opnieuw cirkeltjes op de vierkante centimeters van het eigen hoofd, het tweede is een slowburner die ontspoort in een kakofonie van gitaren.
In de eindspurt wordt nog eens met die spierballen gerold. “Graceless” is niet aflatend rusteloos geraas, “Mr. November” opgetrokken uit honderd procent razernij, maar met een Berninger die de furie voor één keer aan de teugel houdt. Geen uitstapjes door het publiek, geen tekeergaan op een manier die je voor zijn hart doet vrezen. Een groots “Terrible Love” bouwt uit tot een volkslied, met die merkwaardige uitroep ‘It takes an ocean not to break’, meegebruld aan de rand van ’t zèètje.
De Noordzee geeft geen krimp, maar hoort hoe al dat geweld uiteindelijk uitloopt in een uitgesponnen maar stil “About Today”. Het zijn drie puntjes achter een concert dat ook na de elvendertigste passage op een Belgisch festival een fiks uitroepteken verdiende. The National laat zijn concert langzaam uitdoven als een kaars, tot niets overblijft. Geen muziek meer, geen bisnummers, gewoon een berustende stilte: de buren slapen, tijd om stilletjes naar huis te sluipen, met een gerust gemoed dat de festivalzomer nu wel écht op dreef is.