Met een weergaloos optreden bewezen Adam Granduciel en The War on Drugs in het Sportpaleis nog maar eens waarom zij en niemand anders momenteel de knuffelkoningen van de indierock zijn.
Antwerpen was de laatste stop op een Europese tournee waarin The War On Drugs maar liefst tweeëntwintig optredens op een maand tijd afwerkte. Niet dat er van metaalmoeheid sprake was: zeventien nummers en meer dan twee uur lang hertaalde de groep “doorleefd” van een droog lemma in het woordenboek naar haast tastbare uit een gitaar geperste emoties.
Daarbij bleven de muzikanten gespeend van ook maar het minste greintje pretentie. The War on Drugs zijn geen superhelden, het zijn stervelingen, zoals je ze tegenkomt in de wachtrij aan de kassa van de supermarkt. Zet ze echter op een podium en de Clark Kent die Adam Granduciel in het dagelijkse leven is, transformeert in een volwaardige Superman. Een cape zal je hem dan weer niet snel zien dragen, de langharige Amerikaan was al normcore alvorens dat een dingetje was, en is dat ook steeds gebleven.
De setlist was grotendeels vergelijkbaar met die van de vorige optredens van de tournee, maar dat was omdat hij zorgvuldig uitgebalanceerd is, met genereuze – en bijna exclusieve – hand gegraaid uit de laatste drie albums, en waarbij vooral bleek dat de nummers uit I Don’t Live Here Anymore fier naast het vroegere werk konden staan. Een kniesoor concludeert dan dat alle songs nogal inwisselbaar zijn, maar wie maalt daarom wanneer dat gebrek aan afwisseling recht naar de vuilbak kan worden verwezen door een groep die meer dan twee uur lang zo intens strak, maar schijnbaar uit de losse pols, warm en genereus staat te musiceren?
Dát is immers hun sterkte, dat is de reden waarom The War on Drugs zo populair zijn. Op de snijlijn van de epische gebaren van Springsteen, de stekeligheid van Neil Young en de ongebreidelde jams van The Grateful Dead hebben ze hun eigen hoekje ingericht met albums die evenzeer drijven op sound dan op specifieke nummers. Dat gevoel brachten ze feilloos over naar het podium. Elk nummer was het wachten op het moment dat Granduciel zich niet meer kon bedwingen en met de kop in kas sjamanistisch begon te raggen aan de snaren van die gitaar. Trekkebenend liep hij rond, zocht hij naar de juiste effectpedalen, terwijl rondom die zorgvuldig opgebouwde songs aan flarden werden gereten. Temidden van de zompige zee van feedback gooide de frontman ons wel steeds levenslijnen van onderhuidse melodieën toe om daarna weer naar het nulpunt terug te komen. Er zijn natuurlijk de uitschieters en de ‘hits’ die de boel opschudden – zo ook vanavond – maar nog meer is het een sfeer waarin je je helemaal kan onderdompelen, waarbij Granduciel die stem dichtbij is die zegt dat alles wel weer goed zal komen. Tegelijk intiem en groots klinken: de zevenkoppige band deed het vanavond vlekkeloos – en dat is in het Sportpaleis zeker geen sinecure.
De eerste vijf songs (van het bedaarde “Old Skin”, over een gejaagd “An Ocean Between the Waves”) waren sfeerschepping, een wederzijds besnuffelen van band en publiek, dat vooral rustig en beleefd te noemen viel (je kan nu eenmaal niet ongestraft veel airplay krijgen op Radio 1). En toen, toen kwam “Red Eyes”. Natúúrlijk kwam dan die onstuitbare adrenalinetrip van een song de voorzet binnenkoppen die “Strangest Thing” met de panache van een Kevin de Bruyne had klaargelegd. De handen gingen de lucht in en die kenmerkende “Woew!” van Granduciel was de collectief geslaakte overwinningskreet op nietigheid.
Om af te koelen volgde “Living Proof”, dat fluwelen oorkussentje waarop zelfs de duivel graag zijn hoofd mag leggen. Na een majestueus “Harmonia’s Dream” en een ingetogen “Rings Around My Father’s Eyes” trok een rimpeling van herkenning en opwinding door de zaal wanneer “Under The Pressure” kwam aanrollen om pas een klein kwartier later weer weg te ebben – nadat ook al confetti de zaal in knalde wanneer deze gigant van een song zich voor de tweede keer op gang trok. Er werden zelfs her en der Radio 1-luisteraars gesignaleerd die rechtsprongen uit hun stoel.
Het publiek at nu uit Granduciels hand en dus deed hij wat sympathieke frontmannen doen: de aandacht delen met anderen. De thank you’s die hij in de loop van de avond aan ons had gericht waren intussen al niet meer te tellen en voor “I Don’t Live Here Anymore” kreeg voorprogramma Lo Moon een open doekje toegeworpen door hen de zangpartij van Lucius te laten overnemen – een mooi gebaar. Vuurwerk regende gloedvol uit het plafond neer tijdens afsluiter “Occasional Rain” en voorzag het optreden nog van een gouden randje.