Op zijn vierde album blijft Jake Xerxes Fussell het ondertussen vertrouwde stramien volgen: oude, vergeten folksongs van onder het stof halen en ze in een okselfris, tijdloos jasje steken. Al zorgt Fussell toch ook voor een primeur door er voor het eerst enkele eigen nummers tussen te mengen.
Die voorliefde voor stokoude folk kreeg Fussell met de paplepel mee. Zijn ouders waren beroepshalve bezig met folklore in al zijn facetten. Regelmatig kwamen er onderzoekers met field recordings over de vloer, en de lp’s van de Library Of Congress maakten een vast onderdeel uit van zijn muzikale opvoeding. De in 2013 overleden bluesmuzikante Precious Bryant was een vriendin des huizes, waarmee Fussel later zelfs op tournee ging en muziek opnam. Om maar te zeggen: terwijl zijn leeftijdsgenoten naar MTV luisterden, zat Fussell muzikaal in een ander tijdvak. Iets wat hem er uiteindelijk ook toe dreef om een academische graad in de folkmuziek te behalen.
Die academische achtergrond vind je ook terug in de annotaties die Fussell bij elk nummer op zijn albums vermeldt. Die maken niet alleen duidelijk waar de oorsprong van de song ligt, maar ook welke andere bronnen hij gebruikt heeft om de nummers aan te vullen. Want Fussell brengt geen slaafse kopieën van traditionals, maar gebruikt verschillende elementen om de nummers aan te passen en naar zijn hand te zetten. De geschiedenis van de folkmuziek is er een van toe-eigening, maar weinigen zijn er zo open over als Fussell.
Voor de productie van Good And Green Again deed hij een beroep op labelgenoot James Elkington. Met zijn warme, organisch geluid ligt het resultaat in het verlengde van z’n voorgangers. Er hangt een nevel van tristesse over het album, waarin de nummers vaak over verlies of gemis handelen. Opener “Love Farewell” bijvoorbeeld – met een gastrol voor Bonnie ‘Prince’ Billy op backing vocals – gaat over twee geliefden die van elkaar gescheiden zijn door de oorlog. Fussell schildert het nummer in zachte pasteltinten; helend en troostend tegelijk. Op een knap “Carriebelle” zorgt een hoorn dan weer voor de melancholische sfeer. Die somberte wordt op “Rolling Mills Are Burning Down” nog meer uitgepuurd gebracht.
Toch zijn er nummers die voor een zonnestraal zorgen. Op “Breast Of Glass” is dat nog heel erg voorzichtig met het fingerpicking gitaarspel van Fussell. Maar vooral op de drie eigen composities van Fussell klinkt de lente door. Het zijn alle drie instrumentals die naadloos aansluiten bij de sfeer van de andere tracks, maar dan met een tikkeltje meer lichtvoetigheid. Of wat dacht je van een nummer met de titel “What Did The Hen Duck Say To The Drake?”.
Centraal staat echter het negen minuten durende “The Golden Willow Tree”, een verhalend zeevaardersepos gebaseerd op een van de traditionele 19e-eeuwse Child Ballads. Ondanks de lange speelduur weet Fussell het nummer boeiend te houden. Al even knap is de bezwerende afsluiter “Washington”, waarvoor Fussell voor de tekst – amper 14 woorden lang – zowaar inspiratie vond in een 19e-eeuws wollen tapijt.
Jake Xerxes Fussell is stilaan een echt huis van vertrouwen geworden. Met Good And Green Again slaagt hij er opnieuw in om een aantal bijna vergeten folksongs van onder het stof te halen. Dat hij daarbij ook voor het eerst een ruimer aandeel aan eigen werk naar voren brengt, maakt dat we nu al benieuwd zijn in welke richting hij uiteindelijk verder zal evolueren.
Op 12 mei treedt Fussell op in Het Bos (Antwerpen).