Album nummer vier, en ondertussen is The Slow Show bijna onzichtbaar traag, maar zeker, een waar huis van vertrouwen geworden. Still Life laat horen hoe de groep zich in die straat vol invloeden een eigen stekje bouwt.
Still Life: ook voor The Slow Show zijn het jaren van stilstand geweest, van uitgestelde tours, en levens die plots op een andere manier zin moesten krijgen. En toch kwam die vierde plaat er, want zelfs een slow show blijft een show. En ook op deze plaat blijft het zo. Evolutie is er, maar alweer bijna tektonisch onmerkbaar, verschuivingen op de vierkante millimeter. Omdat dit geen groep van het grote gebaar of de plotse omslag is.
En toch hoor je hoe The Slow Show bijna schuifelend alweer wat verder staat dan op Lust And Learn, die ingehouden, bijna té overdachte derde plaat. Nog meer overheerst hier het spel met texturen, de subtiliteit. ‘Eigenlijk maken we instrumentale muziek’, zegt gitarist Joel Byrne-McCullough daar desgewenst over, en hij heeft misschien wel gelijk: nog minder dan vroeger eisen de songs die Rob Goodwin en Fred ’t Kindt schrijven de aandacht op, ze laten zich diep wegzakken in het kussen van het arrangement.
Ja, dit is muzikantenmuziek, het werk van mensen die weten dat een subtiele lick soms beter is dan een dikdoenerige lijn, die hun toetsen ten dienste van stellen, maar altijd laten weten dat ze nodig zijn. Maar wat ook Still Life weer redt van té smaakvol zijn, is het kloppend hart van de song, dat altijd aanwezig is. Luister maar naar opener ”Mountbatten”, waarin Goodwin met zijn diepe bariton een jeugdherinnering bijna parlando neerzet, en daarmee voor meer ritme zorgt dan de stampende basdrum van Chris Hough. Het is een nieuwigheidje dat hier wel vaker terugkeert.
Vanzelfsprekend zijn er ook opnieuw blazers, om de song en sourdine wat warmte in te blazen. Het maakt “Mountbatten” tot een vroeg hoogtepunt, maar er is meer te vinden. “Anyone Else Inside” is broeieriger dan alles wat The Slow Show de laatste vijf jaar maakte, en dat is na al die tijd wel eens welkom. En in “Slippin'” en “Hey Lover” legt Bynre-McCullough het soort gitaarlijntje neer waar hij al zeven jaar een patent op heeft. Het zijn oefeningen in melancholie die doorleefd klinken.
“Blinking” is de single, en dat ligt er net iets te dik op, met een oh-oh-refrein waar Coldplay niet vies naar had gekeken. Gek genoeg werkt het, The Slow Show mag ook wel eens iets hebben dat meteen catchy is. Ook “Breathe” mikt op dat grote gebaar. De kopers voelen als een warme omhelzing in kille tijden, en ook dat is ok. Goodwin kreunpraat ondertussen wat, en je beseft dat de gitarist gelijk had: zijn stem is bijna niet meer dan een instrument, wat hij zingt is minder belangrijk. Met “Who Knows” trippelt Still Life op kousevoeten naar het einde toe. ‘Darling you’ll be fine’, zingt Goodwin, en hij krijgt antwoord van Kesha Ellis, een van de vele keren dat Goodwins diepe keelgat wordt gecounterd met wat vrouwelijk tegengewicht.
Zeven jaar, vier albums. The Slow Show mag er laat aan begonnen zijn, maar zeg niet dat deze veertigers niet hard hun best doen om de tijd alsnog in te halen. Still Life is alweer een mooie toevoeging aan de catalogus.
Het concert van The Slow Show in De Roma is verzet naar 31 augustus 2022.