De slinger in de carrière van Eels helt op Extreme Witchcraft weer over naar tracksuit-rockende gitaarmuziek – die opliftende yin voor frontman E’s neerslachtige yang. Het resultaat valt jammer genoeg over de ganse lijn net iets te flauw uit.
De voortekenen zaten nochtans goed. Slechts enkele maanden na Earth to Dora trok E alweer het schrijfhok in, nadat een vriend hem erop wees wat voor een geweldige plaat Souljacker nu ook alweer was. E nam de telefoon ter hand en belde John Parish op, de man die in 2001 het oeuvre van Eels met een tot dan toe ongekende gruizige korrel injecteerde. Parish hapte toe en voor ze er erg in hadden, stond Extreme Witchcraft helemaal op band na slechts enkele weken driftig files uitwisselen.
Een corona-album dus? Niet helemaal. Ondanks de werkwijze en de ultieme coronacoupe die E op de hoes torst, komt hij op Extreme Witchcraft los van deze al te vluchtige realiteit en gooit hij zijn gekende ingrediënten van liefdesverdriet, tegenslag (en hoe daarmee om te gaan) in de toverketel. Het album schiet alvast stevig uit de startblokken met “Amateur Hour”, een weinig ontziende stamper met hoekig gitaarwerk, roffelende drums en gevatte oneliners als liefdesadvies: “Baby, you’re an amateur / You got to go pro some day”. “Good Night on Earth” schuurt met zijn fuzzy gitaarwerk aangenaam tegen “Souljacker Pt.1” aan, maar het is tekenend voor dit album dat het toch vooral het mindere broertje van de twee is.
Nochtans siert het de groep dat ze proberen hun geluidspalet gevoelig uit te breiden: zo zoemt er een twangy surfgitaartje doorheen “Strawberries and Popcorn”, terwijl “Grandfather Clock Strikes Twelve” funky paradeert en “The Magic” Dire Straits met krautachtige blieps probeert te verzoenen. Het probleem is dat het nergens echt geméénd aanvoelt: alle goede bedoelingen ten spijt neigt het allemaal eerder richting flauwe meuk. Ook de teksten hadden baat gehad bij wat langer schaafwerk en zijn soms gruwelijk vrijblijvend, zo niet nihilistisch – en laat dat nu net de doodsteek van enthousiasme zijn. Zo wordt “Strawberries and Popcorn” al na enkele luisterbeurten haast ondraaglijk licht om een breakupsong te zijn (‘joepie, nu kan ik eten wat ik wil!’) en “Stumbling Bee” overstijgt – ondanks de sfeervolle intro – nergens het niveau van de woordspeling in de titel. Als E al zijn best niet doet voor teksten, waarom zouden wij er dan om geven?
Gelukkig zijn er nog de momenten dat de Eels waar we zo van houden zich niet laat beteugelen, zoals wanneer de voet zwaar op de pedalen wordt geplant in “Better Living Through Desperation”, dat de shit van het leven opboent tot een fel fonkelende parel vol tempowissels, messteken van gitaarhalen en intens smeulende zang. De Dog Faced Boy mag nog eens komen blaffen op “What It Isn’t” en krijgt in “Learning While I Lose” een perfect geplaatste lichtvoetige tegenpool die in de optimistische lijn ligt van Daisies of the Galaxy. Hier lukt het Everett wél om de juiste toon voor relativering te vinden.
Een recensie over je nieuwe album waarin vooral gerefereerd wordt aan je oude platen is géén recensie van je beste album. Vijfentwintig jaar aan de weg timmeren vergt zijn tol, ook voor Eels. In het verleden viel Shootenanny ook al erg licht uit na de eerste vier geweldige albums. Daarna ging het met Blinking Lights and Other Revelations opnieuw steil bergop maar ondertussen lijkt het alsof we ons met Extreme Witchcraft nog steeds in het dipje bevinden dat met The Deconstruction werd ingezet. Elk album bevat nog steeds enkele pareltjes, maar over de ganse lijn kunnen ze niet meer overtuigen. Laat ons hopen dat er terug betere tijden en platen op komst zijn. Eels is ondertussen voorbij goed en slecht, Eels ís er gewoon. Denk daarvan gerust het uwe. Wij leggen ondertussen Electro-Shock Blues nog eens op.