Soms is het niet erg dat je gewoon op je tienerkamertje wat zit te prutsen. Soms komen daar zelfs heel mooie dingen uit voort. Het debuut van Meskerem Mees, Julius, is zoiets prachtigs, maar voor het meisje uit Merendree is het nu wel goed geweest. “Fuck die beleefdheid, vanaf nu wordt het freejazz voor de rest van mijn leven.” Ze lacht, maar geloof haar toch maar een beetje.
Dit is niet hoe het loopt. Singer-songwriters worden in de Rock Rally derde. Hoogstens eens tweede. Maar winnen? Da’s meer iets voor een groep, een collectief dat zich samen de naad uit het lijf speelt en het zweet doet gutsen. Of zo ging het toch tot voor die laatste, ráre editie, die al eens leek op een examen. Hield haar zenuwen het beste in bedwang, met die immer ijzige ongenaakbaarheid: Meskerem Mees. Een songsmid, dus, en eentje van wel heel straf niveau. Exact een jaar na haar overwinning, en een paar singles verder, staat debuut Julius nu te pronken op het keukentafeltje van haar Gentse beluikwoning. Wij schuiven een verdieping hoger knus mee op de sofa, en vragen hoe tevreden ze er zelf mee is.
Meskerem Mees: “Dit is een samenvatting van alles wat voorafging, van voor ik professioneel met muziek bezig was. Blij dus om het eindelijk te kunnen loslaten. Ondertussen heb ik op korte tijd immers zoveel nieuwe indrukken opgedaan, en ben ik muzikaal al een paar keer serieus uitgedaagd, dat ik een heel andere benadering van muziek heb gekregen dan toen ik nog alleen op mijn kamertje zat. Voor mij voelt de release dus vooral alsof ik die fase van mijn leven eindelijk kan afronden. Nu pas heb ik het gevoel dat ik aan iets nieuws mag beginnen, dat ik eindelijk vrij ben om iets anders te gaan doen.”
“Wat die fase is? Ik denk dat je heel hard hoort dat het de debuutplaat is van iemand die dingen probeert, en nog niet erg zelfzeker is. Ik heb er heel lang over gedaan om comfortabel te zijn bij het idee dat ik nu (gewichtige stem) muzikant ben.”
enola: Nochtans: als iéts Meskerem Mees op het podium karakteriseert, dan toch een zeker aplomb. Een onverstoorbaar ‘hier ben ik dan’.
Mees: “Ja, maar dat gebrek aan zelfvertrouwen is er wel in de zin dat ik twijfel of dit is wat ik zou moeten doen. Ik vind het moeilijk te aanvaarden dat ik nu bij dat kliekje artistieke mensen hoor. Meestal als je met kunst bezig bent, moet je lang werken aan een doorbraak. Bij mij ging het van de ene dag op de andere. Dat was wennen, en daardoor loopt het besef achter dat ik wel degelijk op mijn plaats zit. Ik voel me nog altijd eerder een student die gestopt is met studeren.”
enola: Het aantal keer dat je in een interview dreigt er misschien mee te stoppen is dan ook niet te tellen.
Mees: “De angst blijft dat als ik voor dit kies, ik andere deuren sluit. Terwijl ik wel wéét dat dit een mooie kans is. Maar ik heb heel veel schrik om alleen maar voor mijn muziek gezien te worden, terwijl ik nog zoveel meer ben. Ik ben ook een mens, hopelijk ook een goeie vriendin, bijvoorbeeld. Ik wil mijn eigenwaarde niet linken aan dit project. Want als het later niet goed gaat, wil ik geen crisis krijgen dat ik niets meer waard ben.”
enola: Waar zit de tegenstelling tussen jezelf zijn en voor de muziek gaan?
Mees: “Ik weet het. ’t Is gewoon een beetje wantrouwen tegenover dingen die goed gaan, vrees ik. Ik relativeer daardoor altijd alles. Tel daarbij dat ik heel erg koppig ben, en alleen al omdat dit pad me wordt aangeboden – dat ik niet per sé wilde of toch niet op dat moment – vind ik het heel erg moeilijk om daar in mee te gaan. Mensen zeggen me dan dat ik zoveel ’talent’ heb. Dat is een mooi compliment, maar het klinkt ook als een pistool tegen mijn hoofd: het is je verplichting om dit te doen, en te blijven doen tot je erbij neervalt, want je bent er goed in.”
enola: Zo uit principe opportuniteiten wegduwen lijkt bijna zelfdestructief.
Mees: “Ja. Ik heb het nog niet echt gedaan, maar ik ben heel erg bezig met de vraag wat ik zelf wil. Soms loopt dat gelijk met wat er gebeurt met me, maar over het algemeen vertrouw ik het vaak niet en twijfel ik? ‘Wíl ik dit wel doen? Maakt dit me echt gelukkig, of doe ik dit gewoon omdat het me wordt aangeboden?’ Op dit moment brengt muziek me op plaatsen en bij mensen waar ik veel van kan bijleren, en dat is waarom ik dit doe. Ik zie het mezelf dus nog wel even doen. Maar vanaf het te veel wordt, te veel verplichtingen die ik niet zie zitten, dan stopt het. En natuurlijk is niet alles alleen maar leuk, en heb ik nu ook al dingen gedaan die er nu eenmaal bij horen, maar dat mag niet de overhand nemen. Als het alleen maar is om de huur te betalen, dan wil ik het niet doen.”
Hoofd ontploft
enola: Je gaf de plaat als titel de naam van je ezeltje Julius. Waar staat hij symbool voor?
Mees: “Voor mezelf, en mijn superkoppigheid. Als het niet mijn eigen idee is, is het slecht en niet te vertrouwen. Ik vond het vroeger ook erg cool dat wij thuis een ezel hadden. Niet veel mensen hebben dat, en voor mij staat het dus ook voor waar ik vandaan kom. De hoesfoto is ook daar getrokken, en ik hield wel van dat idee. Zo ligt het dicht bij me.”
enola: Hoe lang is die periode afgesloten?
Mees: “De meeste nummers zijn geschreven in 2018-2019 tijdens en net na een uitwisseling in Denemarken. Dat was een moeilijke periode. Ik ben zowat weggelopen van thuis toen, door naar daar te trekken. Ik wist niet wat ik wilde studeren, bijvoorbeeld, en ik had niet zoveel zin om met mensen te praten. Ik wilde met rust gelaten worden. Hoe moeilijk ik het toen had, merk ik aan de hoeveelheid nummers die ik toen heb geschreven. Ik was echt niet in mijn element. Ik had ook veel tijd, natuurlijk, en nadien ben ik begonnen aan de unief en waren er minder gebeurtenissen die me inspireerden.”
enola: Ik las dat “Joe” gaat over het loslaten van je losbandige zelf. Vergeef me, maar als ik je hoor praten, in alle ernst, dan denk ik eerder dat je die kant van jezelf nog moet ontdekken.
Mees: (lacht) “Het is dan ook niet echt een afscheid van die kant, maar eerder een uitwuiven van mijn studentencarrière om dit avontuur aan te gaan. Maar losbandig? Echt wel hoor. Ik ben net terug van een week workshop met andere muzikanten in Montreux en mijn hoofd is ontploft. De rest van mijn leven speel ik alleen maar freejazz. (grinnikt) Nu maalt het in mijn hoofd waarom ik in godsnaam zo beleefd ben in mijn muziek, zo’n kleine, mooi afgewerkte pakketjes maak. Met een strikje er rond ook nog. Fuck that.”
“Maar ik had natuurlijk geen klankbord vroeger. Ik schreef voor mezelf, om mijn emoties een plek te geven. Ik deed gewoon wat logisch leek en is: een melodie nemen met een heldere structuur, en schreef daar een tekst over, en klaar. In Montreux draaide het om spelen, spelen en nog eens spelen, bezig zijn met hoe we samen klinken, luisteren naar elkaar, niet denken in termen van begin – midden – einde, maar één lange, constante flow van muziek: momenten zoeken waarin je kunt overschakelen naar een andere beweging, door met elkaar te communiceren.”
“Het borrelde vooraf ook al om iets anders te gaan doen, maar ik had nog geen idee wat of hoe. Die week kwam op het juiste moment. Ik wist niet eens dat ik het zo hard nodig had. Maar de mensen met wie ik daar heb gespeeld kwamen uit Zwitserland of Bristol. De kans dat we in die specifieke samenstelling nog eens samenspelen is klein. Maar dat brave? Dat mag nu echt wel in de vuilbak. Leve de losbandigheid.”
enola: Met een koerswijziging heb je al eerder gedreigd. Meer en meer krijg ik de indruk dat Julius een losstaand, eenmalig verhaal zal blijken te zijn.
Mees: “Dat weet ik nog niet. Want ik heb die week nu gehad, maar het is niet zo gemakkelijk om die omstandigheden hier te recreëren. Ik ben niet zo’n grote meester van mijn instrument, en je moet ook de mensen vinden met wie je dit kunt doen. En daarin ben ik misschien net iets te passief, te verlegen. Maar ik heb er nu wel van geproefd, en ik weet nu hoe leuk het kan zijn om zo’n ervaring te delen.”
Samen op café
enola: Je zult wel moeten optreden met deze plaat.
Mees: “Ja, en ik kan me inbeelden dat dat bij momenten heel hard zal wringen. Maar ik ben blij dat er al heel veel optredens vast staan. Mentaal zal het zeker deugd doen dat die plaat uit is.”
enola: “Ik wil veel spelen, om het juiste publiek vinden”, zei je ergens. Niet zomaar elk publiek volstaat?
Mees: “Dat is meer waar ik op hoop. Soms vragen mensen me of ik voor een grote massa op een festival wil staan. Glastonbury of zo. Daar ben ik niet mee bezig. Ik wil niet per sé voor véél spelen, maar wel voor mensen voor wie ik iets kan betekenen, die iets hebben aan mijn verhalen. Ik voél dat op het podium dan namelijk ook. Meestal schrijf ik als ik dingen niet kan plaatsen, of te veel in mijn hoofd zit. Ik heb nogal rap het gevoel dat ik mezelf niet herken in mijn omgeving, een platform als een podium geeft me de kans om die emoties te projecteren op veel mensen, en hopelijk ook herkenning te weeg te brengen. Uiteindelijk is dat wat ik zoek: connectie.”
enola: Het publiek is bij jou doorgaans stil. Hoe voel jij dat ze het écht voelen?
Mees: “Soms, als ik voor een zwart gat speel, weet ik dat gewoon niet. Dat is frustrerend, je weet pas als de lichten aan gaan hoe het is aangekomen. Het leukste is het als ik dicht bij hen kan staan, op een podium dat niet te hoog of te groot is. De beste band met het publiek krijg je daarom in een café, vind ik. Dan zit ik op eenzelfde stoel als hen, op dezelfde hoogte, en wordt optreden echt een gesprek. Er is geen barrière die zegt: ik ben hier de artiest.”
enola: Daar worstel je mee, hé, met dat aura van artiest.
Mees: “Ja. Ik vind het moeilijk om dat begrip op mezelf te plakken. Ik denk dat dat ook doorsijpelt in hoe ik op het podium sta. Dan krijg ik te horen dat ik zo down to earth ben. En ja, ik heb niet echt rituelen voor ik opga, het kan al eens mislopen. Dat ik een stuk tekst vergeet, of iets anders, daar moet mijn cellist dan maar mee leren leven. Ik voel niet de grandeur die met het begrip ‘artiest’ komt. Ik loop achter. In mijn hoofd ben ik nog altijd aan het studeren. En dat is ok, want het besef dat alles wat op mijn pad komt een cadeau is, is fijn. Ik hoef geen vijfjarenplan dat me binnen vijf jaar op tour door Amerika ziet.”
“Aan de andere kant mis ik misschien wat ambitie. Zonder doel is het soms moeilijk motivatie te vinden. Maar ik blijf het toch een betere attitude vinden, want ambitie kan ook veel teleurstelling opleveren. En dat heb je in een creatieve sector sowieso.”
enola: Heb jij al teleurstellingen opgelopen?
Mees: “Waarschijnlijk wel, maar er schiet me niet meteen iets concreets te binnen. Maar soms is dat ook goed hé. Het kan heel vervelend zijn als alles goed gaat. Zeker omdat ik van nature wantrouwig sta tegenover positieve dingen. Ik vrees dat ik daar wat zelfdestructief in ben. Soms maak ik zelfs conflict waar er geen moet zijn, omdat er niet tegen kan dat het goed gaat, en het inspireert om te schrijven. Ik heb onrust nodig, denk ik, want anders ben ik bang dat mijn vaardigheid om daar iets creatiefs mee te doen gaat verdwijnen.”
enola: “Drama makes my world go round” zing je dan ook in “The Writer”.
Mees: (schatert het uit) “Ja. Niet dat ik per sé slechte ervaringen nodig heb om te schrijven. Goeie dingen mogen ook, maar dat gebeurt minder vaak want mijn brein is nu eenmaal niet zo ingesteld op het toelaten van positieve dingen.”
enola: Waar komt dat vandaan denk je?
Mees: (kreunt) “Misschien wel van.. (denkt na. Verwonderd) Ik weet het eigenlijk niet. Echt niet. Als ik me heel slecht voel kan me dat soms een goed gevoel opleveren. Het is geen zelfmedelijden, denk ik, ik kan het moeilijk uitleggen. Misschien een willen bewijzen dat ik alles aan kan, dat er niets is waar ik niet mee om kan. En ik moet het ook alleen doen, zelfstandig. Ik kan me niet laten helpen, terwijl dat best een optie is. Alsof ik wil bewijzen dat ik het kan.”
enola: Je klinkt als een droom om mee samen te werken.
Mees: “Echt? (schatert) Ach neen. Het is veel “neen”, vrees ik. Want ja, er wordt wel ambitie in mijn plek gehad. Ik moet vaak op de rem gaan staan. En dan doe ik nog veel dingen die voor mij niet hoeven, zoals interviews.”
enola: Dank je. Ik vind het ook gezellig.
Mees: “Niet specifiek dit hoor, er zijn andere die ik in de bus krijg waarvan ik me afvraag ‘is dat nu nodig?’. Maar het is een feit dat als ik hier wil blijven wonen en dit blijven doen, ik niet altijd mijn goesting kan krijgen.”
enola: In de documentaire Meeting People Is Easy zie je Radiohead voortdurend gruwen over de vele interviews die ze moeten geven. Het gevoel is je bekend?
Mees: “Ik weet niet hoe het voor Thom Yorke is, maar het punt is dat alles zo dicht is bij wie ik ben. Elke dag denk ik wel eens dat ik beter een artiestennaam had gezocht, om toch een béétje afstand te creëren. Want het is confronterend. Elke vraag kan alleen maar beantwoord worden door mij. En het is frustrerend om jezelf de hele tijd te horen praten over jezelf, in verschillende fases van je leven, en dan nog vaak dezelfde vragen. Dus je hoort jezelf ook altijd maar dezelfde dingen vertellen. Er is natuurlijk ook nog niet zoveel om over te vertellen. Misschien verandert dat binnen een paar jaar, als ik een uitgebreider repertoire heb en meer heb meegemaakt. Maar het is part of the job, dat besef ik.”
enola: Tot het zover is, mag ik een van die verplichte vragen stellen? Je bent met Koen Gisen gaan werken, en samen zochten jullie wat je kon doen met je kale songs? Wat heb je zo al geprobeerd dat het niet gehaald heeft?
Mees: “Van alles. Koen is fan van rare dingen. Bizarre synths, geluiden, niet per sé goeie takes wel behouden en zo bewerken dat ze toch bruikbaar zijn,… Tegelijk hebben we erover gewaakt dat het krachtige van mijn songs, dat minimalistische, ook behouden bleef. Het was immers mijn eerste keer in de studio, dus ik liet me nogal graag meeslepen door alle mogelijkheden. Ik heb geen band, dus ik had nog nooit de kans gehad om eens te experimenteren met arrangementen. De verleiding was dus groot om een pianootje hier, wat toetsen daar toe te voegen. En dan was er altijd wel Koen om droog te stellen ‘nu ben je er gewoon dingen tegen aan het smijten’. Maar er zijn dus veel versies van alle nummers gepasseerd in dat proces. En soms zijn er zelfs synths gebruikt, én behouden, maar dan héél erg stil.”
Uniek
enola: “Where I’m From” staat niet toevallig helemaal achteraan de plaat, heb ik het gevoel. Ook live is het altijd het slotnummer van je set.
Mees: “Het is een statement, ja, en natuurlijk past het daar ook gewoon goed in de flow van de plaat. Maar Koen heeft er heel hard over gewaakt dat het één luisterervaring is geworden, die niet te veel van de hak op de tak sprong van de ene klankkleur naar de andere. En in die logica is “Where I’m From” inderdaad de culminatie van alles wat vooraf ging. Eerst alles wat in mijn hoofd allemaal omgaat, en dan nog eens goed samenvatten waar al die nummers vandaan komen, en ook muzikaal wat steviger gaan: wil je het echt weten? Wel dan.”
enola: Je hebt nochtans niet zoveel met Ethiopië heb je al laten weten.
Mees: “Ik weet er gewoon niet zoveel over. Ik ben geadopteerd toen ik tien maand oud was, en we zijn er in mijn tienerjaren één keer op vakantie geweest. Dat was leuk hoor, het is een heel mooi land, maar niet eens de beste vakantie van mijn leven. Waar ik vandaan kom? Het ziet er zo uit, en dat gaat dan niet eens over Ethiopië in dat nummer. Ik maak mijn eigen universum, ik bepaal zelf wel waar ik vandaan kom.”
enola: Je kent wel andere kinderen die via dezelfde vlucht zijn geadopteerd. Zijn ze lotgenoten?
Mees: “Dat werd gestimuleerd vanuit de adoptie-organisatie. Ze organiseerden ook elk jaar een Ethiopisch kerstfeest. Maar lotgenoten? Iedereen gaat anders om met zijn adoptie. Zelfs mijn beide, ook geadopteerde broers, zijn daarin anders dan mij. Daarom spreek ik ook niet graag in naam van een hele zogenaamde gemeenschap van mensen als ik. Het verhaal van geadopteerden alleen al is anders dan mensen uit de Ethiopische diaspora.”
enola: En dus moest “Nobody Came”, je #blacklivesmatter-nummer niet op plaat?
Mees: “Neen. Ik ben niet zo van de statements, immers. In die periode van #blacklivesmatter wilde ik echter wél eens naar zo’n mars gaan, maar ik kon niet. We hadden al een bezoekje aan mijn oma gepland, en het was al veel te lang geleden. Ik kon niet niéts doen, en dus heb ik dat nummer gebracht toen ik in De Zevende Dag werd gevraagd. Een keer, en dat was genoeg; laat het maar leven in dat moment.”
“Maar het is inderdaad zo dat ik me niet zo identificeer met die struggles. Ik héb racistische opmerkingen naar mijn hoofd gekregen, en ik ga er waarschijnlijk nog krijgen in mijn leven, maar ik heb het gevoel dat ik er niet genoeg ervaring mee hebben. Behalve dat soort opmerkingen heb ik er nooit een conflict mee gehad dat ik er anders uitzie.”
enola: Kort door de bocht, misschien, maar eigenlijk ben jij, met jouw opgroeien in een wit middenklasse gezin, best een doodgewoon Vlaams meisje.
Mees: “Dat is mijn realiteit geweest, maar tegelijk heeft mijn moeilijkheid om connecties te maken, het gebrek aan mensen om mijn existentiële twijfels mee te delen, wel bijgedragen aan het idee dat ik anders ben. Ik ben daar ook vaak in bevestigd, dat mijn naam uniek is, mijn traject bijzonder. Soms maakte zelfs gewoon het feit dat ik een ezel had mij apart. Voortdurend kreeg ik de bevestiging dat ik anders ben, soms zelfs los van hoe ik er uit zie of waar ik vandaan kom, en dat kroop wel in mijn hoofd. En je kweekt wel een stevig huidje als je in een klein, maar weinig superdivers Oost-Vlaams dorpje opgroeit, en daarna naar de unief gaat die nog altijd fucking blank is. Het is iets dat je moet aanvaarden. Ik heb ook geen erg diverse vriendenkring gehad, maar ik had ook nooit het gevoel dat ik iets miste bij hen. Voor anderen is dat soms wel zo.”
enola: Je weigert je ook kwaad te maken over hoe er soms met je wordt omgegaan.
Mees: “Ik heb het gewoon opgegeven. Ik vind het niet mijn verantwoordelijkheid dat anderen niet goed zijn opgevoed. Wat moet ik mijn energie daar in steken? Lees eens een boek. Educate yourself. Er zijn ook maar zoveel reacties die je kunt hebben als ze weer aan je haar zitten of bepaalde opmerkingen maken. Als je je kwaad maakt ben je een stereotype. Als je hen erop wijst dat het verkeerd is, dan reageren ze dat het zo niet bedoeld is blablabla, dus dan laat ik het maar in stilte passeren.”
‘Julius’ is nu uit op Mayway/Sony.