De inname van de stad Srebrenica door Bosnisch-Servische troepen in de zomer van 1995 staat in de geschiedenisboeken bekend als een van de bloederigste Europese conflicten sinds de Tweede Wereldoorlog. De onhoudbare situatie mondde uit in een brutale genocide waarbij minstens achtduizend Bosnische moslims het leven lieten. Quo Vadis, Aida?, een film die de gruwel van dat gebeuren hoofdzakelijk door de ogen van een fictieve VN-tolk verhaalt, was eerder al te zien op de online-editie van MOOOV maar krijgt nu eindelijk ook een verdiende bioscooprelease.
Nadat het leger van de inmiddels tot levenslang veroordeelde Generaal Ratko Mladic (Boris Isaković) steeds verder oprukt richting Srebrenica (destijds door de UN bestempeld als een veilige enclave), proberen de inwoners van de stad massaal onderdak te vinden op een Nederlandse VN-basis. Tussen deze vluchtelingen zitten ook de man en twee zonen van Aida (Jasna Djuricic), een Bosnische tolk die de Nederlandse Dutchbat bijstaat in hun communicatie. Als Mladic’ troepen plots voor de poort staan en de situatie dreigt te escaleren doet Aida er alles aan om haar gezin in veiligheid te brengen. Commandant Thom Karremans (een meer dan degelijke Johan Heldenbergh) hoopt tevergeefs op de beloofde luchtsteun, maar maakt vroeg in de prent duidelijk dat ze een vogel voor de kat genaamd Mladic zijn (“I’m just a piano player”).
De documentaire-achtergrond van regisseuse Jasmila Žbanić, die zelf opgroeide in Bosnië, laat zich in Quo Vadis, Aida? wel degelijk voelen. Niet alleen omdat ze ter bevordering van het realisme vooraf in gesprek ging met ex-Dutchbatters (en ook hoofdzakelijk Nederlandse acteurs inschakelde om die rollen in te vullen), maar ook de manier waarop alles in beeld gebracht wordt. Het camerawerk van Christina A. Maier is dan ook vooral observerend waardoor de film op visueel vlak opvallend traditioneel en ingetogen uit de hoek komt. Het zijn kleine uitingen van nervositeit (smeulende sigaretten, het innemen van kalmeringsmiddelen, close-ups van angstige blikken, …) die de sobere beeldvoering sporadisch voorzien van enige variatie. Zelfs geweld wordt nooit expliciet getoond, een teken dat Žbanić zelfzeker teert op de kracht van de suggestie en het scenario dat ze zelf schreef. Het is een aanpak die haar in zekere zin siert, want het bewijst dat een aanslag op de zintuigen (denk bijvoorbeeld aan Elem Klimovs’ Come And See) niet altijd nodig is om bij de kijker hetzelfde gevoel van walging en consternatie op te wekken. Bewonderenswaardig is ook de naturel die hoofdactrice Jasna Djuricic aan de dag legt, steeds handelend vanuit haar moederinstinct zonder te vervallen in de valkuil van melodrama.
Quo Vadis, Aida? is niet louter een relaas van de aanloop naar de gruwelijke genocide en een sneer naar de schandalig lakse houding die de wereldpolitiek vaak, al dan niet diplomatiek gemotiveerd, aanneemt. Het is evenzeer een verhaal over de nutteloosheid van oorlog en de onuitwisbare littekens die de slachtoffers lange tijd met zich mee zullen dragen. De film is tenslotte niet vrij van mankementen (bepaalde bordkartonnen personages staan haaks op de rollen die wél overtuigen), maar dat neemt niet weg dat Quo Vadis, Aida? in de eerste plaats beklijvende cinema is.