James D’Arcy is eigenlijk een Brits acteur die kleine rollen speelde in grote titels zoals Master and Commander: The Far Side of the World, Avengers: Endgame en Dunkirk en in series als Homeland en Leonardo. Hij neemt nu zelf de camera ter hand voor de tragikomedie Made in Italy waarin Liam Neeson nu eens niet de gepensioneerde actieheld uithangt, maar naar Italië trekt om zichzelf en de relatie met zijn zoon te herontdekken.
De vraag is of we nu echt zo blij moeten zijn dat Neeson (ooit begenadigd karakteracteur in films Schindler’s List, Gangs of New York of Michael Collins) nog eens iets anders doet dan zijn bankrekening spekken met geboefte af te knallen op het witte doek. Het alternatief is immers het soort film waarin een lege wijnfles en een rommelige veranda ons duidelijk maken dat Neesons personage een bon-vivant is en waarin Italië enkel lijkt te bestaan uit pasta, rustieke terrasjes en olijfbomen (‘We’re in Italy, the least we can do have a decent meal’ is zo ongeveer het doorsnee niveau van de conversaties). Ook het verhaaltje is niet echt iets om wild van te worden: zoon heeft geld nodig en overtuigt vader om het oude huis te verkopen in Toscane dat ooit de familieplek was waar ze leefden samen met de overleden moeder/vrouw. Samen terugkeren naar een plaats die herinneringen oproept zorgt er – wat dacht u – natuurlijk voor dat iedereen aan het eind een beter mens geworden is.
Je moet als regisseur al van zeer goede huize zijn om met een dergelijk gegeven er nog in te slagen iets af te leveren dat enigszins het bekijken waard is en D’Arcy schiet op dat vlak ruimschoots tekort. Aangezien hij ook zelf het script en verhaal pende, is het wel degelijk zijn fout dat de prent aaneenhangt van de clichés (elke Italiaanse spreekt toevallig perfect Engels en maakt perfecte risotto, en alle lokale bewoners zijn joviale types die pizza eten en huizen opknappen) maar evengoed treft de regisseur schuld als het gaat om de erbarmelijke stijl die duidelijk gebouwd is op het idee dat zolang je maar wat gouden zonlicht drapeert over toeristische kiekjes van Italië, dat ook telt als geïnspireerde cinematografie.
Eigenlijk is Made in Italy zelfs niet slecht genoeg om je echt hartgrondig aan te ergeren. Het geheel is alleen allemaal zo banaal, zo doorzichtig en zo gemakzuchtig dat verveling de enige optie is. Op bijna ironische wijze wil een film die zelf zo nep en voorgekauwd is als maar enigszins mogelijk, toch iets zeggen over het hart dat echte kunst drijft. Onder de stemmige melodietjes bij het kampvuur, vriendelijke ontmoetingen op het plein en goedkope filosofie, blijft daar echter niet veel van over. Made in Italy is eigenlijk niet meer dan een promotiefilmpje voor zelfhulptroep die ervan overtuigd is dat wanneer we allemaal naar het zonnige zuiden trekken we daar plotsklaps de zin van het leven zullen vinden. De realiteit ziet er helaas eerder uit zoals deze film: goedkoop, een beetje zielig en dermate ver verwijderd van echte diepgang of echte kunst, dat het ronduit hypocriet wordt.