In 2001 draaide Rob Cohen The Fast and The Furious. Met deel 3: Tokyo Drift, leek in 2006 het enthousiasme van het publiek bekoeld, maar anderhalf decennium later zijn we helaas nog steeds niet verlost van de intussen waanzinnig succesrijke franchise. Op 14 juli komt deel 9 in de zalen, al waren er vorig weekend reeds een aantal officieuze ‘avant-premières’.
Het spreekt uiteraard voor zich dat u vooral geen nieuwe dingen hoeft te verwachten: de plot draait om de wraak van Doms (nog steeds Vin Diesel) jongere broer (John Cena), wat leidt tot het opnieuw samenbrengen van de vaste waardes uit de serie. Meer vertellen is zinloos, elke kijker weet dat dit enkel de kapstok vormt voor nog meer van hetzelfde: steeds absurdere actiescènes waarin auto’s, motors, vrachtwagens, vliegtuigen en alles wat maar als ‘voertuig’ kan gecatalogiseerd worden, gebruikt wordt voor explosief spektakel. In het opbod van steeds uitzinniger stunts, lieten de makers zich ditmaal verleiden tot een aantal ingevingen die zelfs bij de fans de nodig wrevel opriepen: wagens in de dampkring zijn er dermate over dat het meer op een zelfparodie dan een actieprent begint te gelijken.
Misschien doet er niet veel toe, aangezien de lijm die alles bijeen moet houden van een debiliteit is om van te huilen en daar kunnen ellelange exposities, goedkoop sentiment en in ergerlijke slow-motion gedraaide ‘flashbacks’ op 35mm (kwestie van er anders uit te zien dan de gepolijste digitale ‘look’) niks aan veranderen. De kern van al die triestige banaliteit is echter actie, maar zelfs die is niet om aan te zien wanneer elk gevecht en elke achtervolging dezelfde combinaties brengen van ‘sweeping overhead’ shots gevolgd door totaal kapot gemonteerde chaos.
Als lezer kan u nu vinden dat u weinig anders verwacht van een filmcriticus dan dit soort prenten de grond in te boren. Daarom is het misschien wel eens interessant om de Fast Saga te vergelijken met gelijkaardig actiewerk. Er is natuurlijk Mad Max: Fury Road, het meesterwerk waarmee veteraan George Miller alle actiefilms van de laatste twee decennia naar de prullenmand verwees door te tonen hoe het wél moet (sterke beeldtaal, doordachte choreografie en gebruik van ruimte), maar misschien is Mad Max zo’n uitzondering binnen het Amerikaanse filmlandschap dat die vergelijking niet helemaal eerlijk is.
Laten we dus eens iets verder kijken en materiaal vinden dat echt gelijkaardig is. De Indische Dhoom – franchise leest op papier als een variant op The Fast and the Furious: ‘super cops’ Jai en Ali gaan – verspreid over verschillende films – in de clinch met allerlei criminele groepen, doen dat liefst door gebruik te maken van spectaculaire stunts en doorheen een cinema die – net als de Fast Saga – louter op montage gebaseerd is en op het gebruik van extreme ingrepen: herhalingen, versplinterde actie en ‘zooms’. Het is met deze films dat sommigen wel eens de vergelijking maken wanneer het gaat over The Fast & The Furious of Bad Boys, maar die beweringen houden weinig steek. Wat Dhoom heeft en deze lamentabele franchises ontberen, is een vorm van creativiteit die dat extreme maniërisme ook draaglijk maakt. Wanneer in de Fast Saga ooit een moment te vinden zal zijn zoals in Dhoom: 2 waarin de meesterdief zich vermomd heeft als een beeld in een gepleisterd muurreliëf (jawel!) om een onschatbare diamant te stelen, dan pas is het terecht enige vergelijking te gaan maken. Tot dan kan je alleen maar vaststellen dat ook F9 op dat vlaak schromelijk tekortschiet: dit is film zonder creativiteit, zonder durf en zonder inspiratie – alles is veilig, voorspelbaar en doorzichtig en het ergst van al: de actie is flauw en vermoeiend.