“Verloren albums” die plots na ettelijke decennia opduiken. Vaak is het resultaat eerder een geval van creatieve marketing, waarbij wat recent opgedoken overschotjes plots uitgebracht worden als ware het een verloren meesterwerk. Maar wanneer er — zoals in het geval van de enigmatische pianist Hasaan Ibn Ali — verloren gewaande opnames na meer dan een halve eeuw alsnog het levenslicht zien, dan leggen we onze achterdocht graag even opzij.
De jazzgeschiedenis is voorzien van een hele rits beloftevolle muzikanten die om uiteenlopende reden nooit een carrière wisten uit te bouwen die je puur op basis van hun talent zou voorspellen. Hun discografie is erg beperkt, en in een “wat als”-scenario beelden liefhebbers in wat voor een carrière ze hadden kunnen uitbouwen. De voorbeelden zijn legio: Scott LaFaro, Booker Ervin, Clifford Brown, Herbie Nichols. Maar een van de meest tot de verbeelding sprekende voorbeelden is pianist Hasaan Ibn Ali, van wie de discografie zich tot op heden beperkte tot één album, een trio-album met drummer Max Roach en bassist Art Davis. Dat de toen 24-jarige Hasaan in de titel van dat album al omschreven werd als “the legendary Hasaan” doet al uitschijnen dat hij toen al een bijna mythisch figuur was.
Hasaan Ibn Ali werd in 1931 geboren als William Langford — of Lankford, daar bestaat enige discussie over — in Philadelphia. Reeds al tiener ging hij de hort op met een country & western-band maar hij maakte vooral naam in de levendige jazzscene van Philadelphia in de jaren ‘50 waarvan onder andere John Coltrane, Lee Morgan, Philly Joe Jones en Johnny Coles deel uitmaakten. Hasaan had de reputatie van een wat asociale, zonderlinge man te zijn die de spotlights schuwde maar er niet voor terugdeinsde om op jamsessies de boel naar zijn hand te zetten. Net zoals Thelonious Monk had hij een eigenzinnig pianospel, wat maakte dat andere muzikanten het soms moeilijk hadden om zijn composities te spelen.
Het zou uiteindelijk tot 1964 duurde vooraleer Hasaan in een opnamestudio terechtkwam, voor het eerder genoemde album met Max Roach. Diezelfde Roach overtuigde de labelbazen van Atlantic ervan om Hasaan een kans te geven als leider. Samen met de jonge saxophonist Odean Pope — voor diens eerste studiosessies — , bassist Art Davis en drummer Khalil Madi trok hij eind 1965 voor twee dagen de studio in om een album op te nemen. Maar nadat Hasaan kort daarna opgepakt werd voor drugsbezit besloot het label het album op het schap te laten liggen. Daarna trok Hasaan zich helemaal terug uit het publieke leven. In 1980 stierf hij in een opvangcentrum voor daklozen, nadat een brand z’n ouderlijk huis in de as legde.
En de tapes van dat album? Die werden vernietigd in een brand in een magazijn van Atlantic in 1978. De geruchtenmolen maakte er al lang melding van dat er nog een kopie van die tapes zou bestaan. Lang leek dat niet meer dan ijdele hoop te zijn, maar uiteindelijk werd die kopie toch teruggevonden en nu door Omnivore Records uitgebracht. Van de acht — door Hasaan geschreven — nummers bleken er wel maar zeven te zijn bewaard, en die worden nu uitgebracht als Methaphysics. Drie van die zeven nummers worden nogmaals hernomen in een verkorte versie, al is het niet meteen duidelijk wat de meerwaarde daarvan is.
Uiteraard hebben de nummers nu niet meer de impact die ze zouden kunnen gehad hebben indien dit album zoals gepland midden de jaren ’60 verschenen was. Maar als ze een ding tonen is het toch dat aan Hasaan Ibn Ali een mooie carrière verloren is gegaan. Uiteraard is er de invloed van Monk op z’n spel, maar ook pakweg Art Tatum of Elmo Hope hebben hun sporen nagelaten. Wat eveneens opvalt is wat een naturel in de samenwerking tussen Hasaan en Pope. Neem nu zo’n nummer als “Viceroy” — genoemd naar het merk van sigaretten dat Ibn Ali rookte — of het swingende titelnummer waar beide heren hun spel op elkaar afstemmen alsof ze dat al vele jaren samen spelen.
Variatie is er genoeg. Dat gaat van up tempo blues (“Atlantic Ones”) tot weemoedige ballads (“Richard May Love Give Powell”). Op “El Hasaan” wordt er zelfs even heel voorzichtig met free jazz geflirt, terwijl het lang uitgesponnen “True Train” dan weer een mooi eerbetoon aan Coltrane is. Enkel het korte “Epitome” komt niet helemaal uit de verf en lijkt hier vooral als opvuller dienst te doen.
Wat als? We zullen uiteraard nooit weten wat er gebeurd zou zijn als dit album zoals voorzien uitgebracht was. Maar dat Metaphysics nu uiteindelijk toch het licht ziet kan alleen maar toegejuicht worden. Niet alleen wordt de output van componist Hasaan Ibn Ali nu verdubbeld maar het toont ook dat hij ook als leider zijn mannetje kon staan. Een verloren klassieker is het misschien net niet geworden, maar wel een heel knap album dat een belofte in zich houdt die nooit ingelost is geworden.