David Bowie ontdekken? Met de graphic novel Bowie word je ondergedompeld in de beginjaren van de iconische muzikant en sta je op de eerste rij terwijl enkele tijdloze platen het licht zien.
Bowie is het getekende equivalent van iets dat tussen een biopic en een documentaire film in zit. In de film zijn beiden vaak een moeilijk genre: budgetten zijn niet zelden beperkt en acteurs die op geloofwaardige wijze gestalte kunnen geven aan deze of gene iconische figuur liggen niet voor het oprapen. Twee hindernissen die in het beeldverhaal, enig tekentalent van de auteurs in acht genomen, smelten als sneeuw voor de zon.
Blijft één probleem over: voor wie maak je zo’n verhaal? Diehardfans zijn vaak ontgoocheld omdat ze er niks nieuws uit halen, terwijl het niet evident is om volkomen leken te lokken. Hopelijk weet de opzichtige cover van Bowie de nieuwsgierigheid wel te prikkelen want dit boek vormt een prima introductie tot de beginjaren van David Bowie.
Die bevinden zich ondertussen in wat stilaan een ander tijdperk genoemd kan worden. Bowie werd immers niet lang na de Tweede Wereldoorlog in Engeland geboren en debuteerde op nauwelijks twintigjarige leeftijd als folkie, op een moment dat de wereld in een nieuwe plooi gelegd werd. Are You Experienced, Blonde on Blonde, The Velvet Underground & Nico, Sgt., Pepper’s Lonely Hearts Club Band: ze verschenen allemaal in dat wonderlijke 1967, waarin ook Bowie een eerste teen in het water stak. Een groot succes was dat niet, maar het zaadje was geplant en nauwelijks vijf jaar en evenveel platen later zou de schichtige jongeman geschiedenis schrijven met The Rise and Fall of Ziggy Stardust and the Spiders from Mars, een album waarvan we wensen dat we het opnieuw voor het eerst konden horen.
Bowie – Stardust, Rayguns & Moonage Daydreams, zoals het werk voluit heet, is een prima introductie tot dit en ander werk en de wereld van de Britse muzikant. Het tempo ligt hoog -zo nu en dan lijdt het boek onder het en toen, en toen-syndroom- maar dat was tijdens Bowies beginjaren vast niet anders. Leven gebeurde in sneltreinvaart, net als het maken van muziek, overigens. Het ene na het andere illustere personage duikt dan ook in de pagina’s op, van Tony Visconti over Mick Ronson en Marc Bolan tot Lou Reed en Iggy Pop.
Zo nu en dan zou je willen dat er even dieper op de zaken ingegaan wordt. Dat Bowie “All the Young Dudes” voor Mott The Hoople schreef, wordt bijvoorbeeld kort vermeld, en dan hop: weer naar het volgende. Met zo’n aanpak kan je als auteur enkel op de leken mikken. Een beetje fan van Bowie, of The Hoople, wéét zulke dingen immers al eeuwen en wil mogelijk vernemen hoé Bowie die song schreef. Of wat Ian Hunter dàcht toen ie ‘m voor het heerst hoorde.
Maar die hardcore fans zijn duidelijk niet het publiek dat het auteurstrio voor ogen had. Hoewel. Ook voor wie vertrouwd is met Bowie, biedt het boek een fraaie kijkervaring, fungeert het bijna als een plakboek waarin het aangenaam grasduinen is terwijl Memory of a Free Festival op de achtergrond weerklinkt. Voor een papieren biopic kan Bowie daarmee als zeer geslaagd beschouwd worden.