1991 is niet alleen the year punk broke, dertig jaar geleden brak ook de Sovjetunie in stukken uit elkaar én trok Yuri Landman er enkele dagen op uit. De jongeman ging, zich onbewust van al het andere, op zoek naar vertier, die aangename halte op weg naar volwassenheid.
Stripliefhebbers die de middelbare leeftijd bereikt hebben, herinneren zich mogelijk Yuri Landman nog. In de tweede helft van de jaren negentig, toen een golf aan nieuw talent de Nederlandse stripwereld in beweging zette, liet hij zich voor het eerst opmerken. De DIY-aanpak, die bij veel gitaarbandjes nog volop in zwang was, sprong over van de muziek naar het beeldverhaal en zorgde voor een boom aan vaak autobiografisch getinte strips.
Vooruit gestuwd door muzikale brandstof kwamen ook Yuri Landman en de Groningse Barbara Stok aan het venster piepen. Die laatste met haar zelf uitgegeven zine Barbaraal, een van romantiek en rock-‘n-roll (er werd weleens Melvins- of Shellac-vinyl aan toegevoegd) bol staande autobiografische publicatie die inspiratie vond bij Amerikanen als Joe Matt. In Zwolle zat ondertussen Yuri Landman te zwoegen op zijn debuut Je mag alles met me doen, dat in 1997 verscheen. Landman doet in het coming of age verhaal verslag van een avondje stappen. De plot is flinterdun, maar het verhaal heeft genoeg sfeer om indruk te maken. Een jaar later ligt Het verdiende loon er al, een klepper waarin Landman de neerslag brengt van zijn eerste kennismaking met de arbeidsmarkt. Het is geen spoiler om mee te geven dat het niet botert tussen de jonge kracht en de corporate culture waarin hij terecht komt. Het boek werd bekroond op de Stripdagen in Breda en leek de definitieve aftrap van Landmans carrière als striptekenaar.
Niets bleek echter minder waar. Het werd plots heel erg stil rond Landman die, na een avontuur in de stripverkoop, zijn liefde voor de muziek helemaal liet openbloeien en instrumentenbouwer werd. Als geluidsmagiër trok hij de baan op, tot corona ook hem tot een huiselijk bestaan dwong, met een hernieuwde interesse in het stripmaken tot gevolg. Een jaar nadat die ruftpandemie de wereld in een houtgreep nam, ligt 1991 er.
De tekenaar grijpt het kantelmoment waarin we ons bevinden aan om terug te blikken op een eerder ogenblik dat de wereld in een andere plooi gelegd werd. In augustus 1991 klapte, na een mislukte couppoging, de Sovjetunie in elkaar. Op het zelfde ogenblik, maar totaal niet gerelateerde daaraan, toerde Sonic Youth door Europa, met het nog onbekende Nirvana als openingsact (met een stop op Pukkelpop). En, er gebeurde werkelijk heel wat die dagen, de jonge Yuri Landman ging op ontgroeningsweek, waar hij zich, niet bewust van de Russische perikelen noch van de avonturen van Nirvana en Sonic Youth, te goed deed aan een flinke lading alcohol en weed.
Als vertrekpunt is het weinig veelbelovend: man van middelbare leeftijd maakt strip rond zuipweek uit studententijd. Maar, net zoals in Je mag alles met me doen, weet Landman de valkuil genaamd studentikoze brallerigheid vakkundig te omzeilen, een indrukwekkende prestatie gezien de setting. Samen met enkele van zijn kompanen toont het personage Landman zich een meester in heerlijk nineties-cynisme. Landman en Co trachten de ontgroeningsweek door te spartelen met een minimum aan sociale interactie en een maximum aan hedonisme.
De sfeerschets die in 1991 gebracht wordt, is een zwartgallige noch een in nostalgie gedrenkt weemoedig terugblikken. Landman maakt zijn rentree in de stripwereld met een frisse vertelling, een boek dat dezelfde kracht heeft als het (her)beluisteren van platen als Goo of zelfs Nevermind. In dit interview gaf Landman aan dat er nog strips van zijn hand op komst zijn. Als ze van eenzelfde niveau zijn als 1991, dan wordt dit de meest geweldige comeback sinds Dinosaur Jr.