Zombieverhalen kunnen zonder clichés. Met Dood en opgegraven dient zich een frisse familiereeks aan die, ruim tien jaar nadat de zombietrein op gang kwam, zowaar weet te boeien. Het tweede deel, De lijken die niet willen wijken, ligt nu in de winkel.
Eind 2019 verraste Dupuis met Lijk op de loop. Boisvert en Colpron benaderden het zombieconcept geheel onbevangen, met als resultaat een strip die geschikt was voor het brede publiek én die zich met plezier liet lezen, een combinatie die niet evident is. Het verhaal draaide rond de dertienjarige Yan, die een confrontatie met het noodlot niet overleeft. De jongeman legt het loodje, maar heeft daar zelf niet zoveel last van: hij kan nog denken en bewegen. Op listige wijze slagen de auteurs erin Yan op min of meer geloofwaardige wijze uit zijn graf te halen, waarna een wild avontuur begint.
De reden dat Dood en opgegraven opvalt in de oceaan aan zombieverhalen, is dat Boisvert en Colpron simpelweg een basisgegeven van het genre overboord gooien. Yan heeft niet de drang anderen eveneens tot zombie te maken. Meer zelfs: hij is, behalve dat hij eruitziet als een lijk, nog net dezelfde jongen als voor de fatale steekpartij. Een tiener die zich staande moet zien te houden tussen de niet altijd zo aangename echte levenden. Geen eenvoudige klus: zijn naasten hebben een overlijden moeten verwerken en nu dat net zo’n beetje lijkt te lukken, duikt de gestorvene opnieuw op. De niet zo naaste medemensen, zien hem in het beste geval als een geslaagde Halloweenattractie, in het slechtste geval willen ze Yan (opnieuw) dood.
In De lijken willen niet wijken –oké, de titel is best wat knullig– probeert de jongeman de band met enkele van zijn vrienden opnieuw op te bouwen en tracht hij zijn moordenaar met diens misdaad te confronteren. Hoe ver kan hij bij al die zaken gaan? Is zijn familie -die sinds zijn overlijden uit elkaar aan het vallen is- een brug te ver? Kan hij nog verliefd worden? En hoe blijft hij een beetje onder de radar, als stinkend, wandelend lijk?
Boisvert en Colpron slagen erin die vragen te combineren met spannende verhaallijnen, die zich in een geloofwaardig decor afspelen. Jongeren houden feestjes, scrollen zich te pletter op hun telefoon, maken ruzie met hun ouders, zijn soms makke lammetjes en dan weer kleine waaghalzen. Dat eentje van hen een speciaal geval is, verandert daar niks wezenlijk aan, louter wordt de jongeman in kwestie tot een ietwat meer geïsoleerd bestaan gedwongen. Daar kunnen metaforen in gezien worden voor het outsider-gevoel dat een aanzienlijk deel van de tieners niet onbekend is. Maar evengoed is het bovenal een behoorlijk verhaal dat in Dood en opgegraven gepresenteerd wordt.
Of deze reeks een lang leven beschoren is, daar durven we niks op te verwedden. Elk geweldig idee raakt vroeg of laat uitgeput. Maar voorlopig zit het meer dan snor met Dood en opgegraven. De twee verschenen delen zijn zeer gebalanceerd en eindigen op een punt dat absoluut niet als closure omschreven kan worden. Het zal dus zeer benieuwen hoe het verder gaat met deze bovenal zeer lezenswaardige reeks.