Een avond bijpraten op café. Een partijtje tennis. Een potje snooker? Misschien. Als twee oude maten na jaren opnieuw tijd hebben voor elkaar, zijn er mogelijkheden zat. Bij Tom Smith van Editors en Andy Burrows, ooit Razorlight maar al lang stevig van zichzelf, gaat het anders: dan wordt een plaat gemaakt. Deze tweede komt krap tien jaar na kerstplaat Funny Looking Angels en mist, euh, Kerst.
Je zag het aan de lockdownvideo voor “All The Best Moves”, vorig voorjaar: dit zijn vrienden, dit is hun funproject. Tom Smith mag in zijn Editorsjob dan zwelgen in pathos en drama, hier blonken de pretlichtjes in zijn ogen. Dit is wat ie doet als het weekend is, de zon schijnt, en een biertje mag worden opengetrokken; Burrows komt langs, een gitaar of een piano is nooit ver weg.
Er wordt gespeeld, in beide betekenissen. Het is leuk, maar het is ook muziek-voor-de-muziek; liedjes maken, met een mooie melodie. En dat kunnen ze goed. Als Only Smith & Burrows Is Good Enough – de meest cheesy titel was blijkbaar de winnaar – iets laat horen, dan wel dat het duo weet hoe dat werkt, een song. En dat is vooral de verdienste van Burrows, niet zomaar een drummer, maar de man die Razorlights “America” pende. Hij was het vaak die de vage ideetjes van Smith vlees en vooral poten en oren gaf.
Nu die hele kerstsfeer van zijn voorganger is uitgezweet, mag het ook wat uitbundiger. Dat hoor je aan de tweelingsingles “All The Best Moves” en “Old TV Shows”; twee keer joligheid met een huppeltje in de pas. Er zit iets grenzeloos aan de manier waarop Smith in beide vocaal een euforische versnelling inzet, hoe zijn hang naar dramatiek plots fladdert in plaats van dondert. Het zou too much kunnen zijn, ware het niet dat Burrows voor nuchter contrapunt zorgt.
Zo is er wel meer pret te vinden op Only Smith & Burrows Is Good Enough. In “Buccaneer Rum Jum” is het duo bijna hoorbaar aan het dollen, gooit Smith de theatrale titel er met een wijds gebaar quasi-knipogend tussen. “Spaghetti” is een staccato gezongen dingetje met een refrein zo dartel dat het nauwelijks het gras raakt; een niemendalletje, maar dan zo fris en fruitig dat een mens er blij van wordt. “Parliament Hill”: de essentie van nostalgie in drie minuten zeventien samengeperst, met een pracht van een bridge.
Het slechte nieuws? Ergens in Smith, zeer zeker in Burrows, zit een Elton John verscholen die zich graag laat gaan achter de toetsen voor weer een plakkende stinkerd. Dan komt er een onding als “Aimee Move On” van; Editorspathos zonder de muzikale inventiviteit van die band om het verteerbaar te maken. Het duo bestaat het zelfs om een nummer af te trappen met een mierzoet “doot doot doot”; niets is te gek. Of te banaal, want een ander woord voor “I Want You Back In My Life” is er niet. Ook dan spreekt er vakmanschap uit, maar de pretlichtjes zijn er niet meer, en dan verliest Smith & Burrows meteen zijn goeie zin. Een uit de hand gelopen metafoor als “Straight Up Like A Mohican” wordt dan zelfs vermoeiend.
En zo voelt tien jaar wachten op een nieuwe plaat wel als veel moeite voor weinig. Aan dit tempo hebben Smith & Burrows pas over dertig jaar voldoende materiaal voor een deftige Best Of. Beetje een tegenvaller, toch.