De strontkarherrie van Alkerdeel kan eigenlijk alleen maar van boerenkinkels komen. Net als voorgangers Morinde, Lede en een handvol samenwerkingen, is dit immers het geluid van plattelandsgeteisem met eeltige kloefers van handen dat er altijd net iets rauwer op inhakt dan het meneertjesvolk van ’t stad, ook al beschikken die dan over een stack Marshalls. En ook: zo’n afkomst krijg je niet uit je systeem. Slonk toont een kleine verschuiving van het geluid, maar is Alkerdeel ten voeten uit: rauw, bot, hondsbrutaal.
Daar kan zelfs een intro van het bevriende Stadt niets aan veranderen. “Vier” komt atmosferisch op gang, met iets dat klinkt als een combo van synth, iele gitaren en trage baspuls, maar breekt massief open na goed twee minuten, met een muur van geluid die even herinnert aan Amenra, maar al snel z’n eigen hoekje afbakent met een dampende zeikstraal. Een log betonmolentempo, een duister grommende fond, een gitarist die riff en klankgolf naadloos in elkaar laat overvloeien. De kerkerkreten die vervolgens opduiken komen rechtstreeks uit de black metal. Even lijkt het alsof de trance ingezet is, maar de band houdt nog 8 minuten transformaties achter de hand, met plotse versnellingen richting black, lompe breaks, een zweem van heavy psych en zelfs hardcore, om af te ronden met slopende hypnose.
Het contrast met “Eirde” kan moeilijk groter. Dat is immers meteen een kopstoot met rammelende black metalhysterie die aanhoudt en aanhoudt, terend op die cirkelende riff tot deze volslagen ontredderde Gollem en zijn trawanten te pletter slaan tegen een muur. “Zop” trekt het geluid weer wat open, laat even voelen hoe Entombed zou klinken met een D-beat-fixatie, of zoiets. Voorhamergebeuk met hier en daar wat tragere, nekbrekende riffs, maar ook passages waarin heil gezocht wordt in shoegaze-oorden. Met slotstuk “Trok” dreigt de sound even los te komen van smurrie en stront, en heil te zoeken in etherische verheffing (is dat een zweem… melancholie?) maar dat blijft niet meer dan een glinstering, een glimp van klaarte in een modderpoel. Hier heerst de manische intensiteit van old school black metal, gekoppeld aan de slagveldmoordzucht van Lair Of The Minotaur en High On Fire op z’n lompst.
Een dik half uur muziek in vijf jaar, dat is niet bepaald productief, maar dat doet er niet toe. Belangrijker is dat Alkerdeel zichzelf blijft. Slonk is het geluid van een band die heel goed weet waar hij mee bezig is, zijn smerigheid laat rijpen tot die klaar is om gedeeld te worden (of tot de stank van verrotting gewoon onhoudbaar wordt) en krachtiger dan ooit uithaalt. Etterend kabaal dat enkel zat te wachten op een crisis, een moment van algehele ontreddering. Iets als een pandemie. En kijk.