De twintigste verjaardag van The Kills komt eraan. VV en Hotel, zoals Alison Mosshart en Jamie Hince zich in 2001 nog noemden, grijpen die mijlpaal aan om achterom te kijken. Op Little Bastards redden ze een hoop b-kantjes van de vergetelheid, maar worden andere parels helaas over het hoofd gezien.
Het is een behoorlijk fraaie rit waar The Kills op kunnen terugblikken. Vijf platen, waarvan op de eerste vier niks af te dingen valt en een ijzersterke livereputatie. Niet slecht voor een band die aanvankelijk door flink wat critici als een gimmick afgedaan werd. Mosshart en Hince deden, dat moet toegegeven worden, dan ook flink hun best om een imago op te bouwen. Het duo bouwde voort op de cool zoals die uitgedragen werd door een vroege Velvet Underground en Hubert Selby Jr. en zorgde voor een gepaste visuele uitstraling.
Het was echter meer dan dat. Er waren de songs. Aanvankelijk zelfs in overvloed. De band koos daarbij voor een old school aanpak: sterke LP’s vergezeld van singletjes die telkens een fraaie b-kant meekregen, nummers die vaak net zo sterk waren als hun a-kant: “Superpowerless”, dat Little Bastards met zijn sexy ritme op gang trekt, is bijvoorbeeld een van de beste nummers die The Kills ooit opnamen en het is bijzonder jammer dat het, voor zover bekend, nooit live gespeeld werd. “Superpowerless” is een hyperkinetische, bezwerende brok rockmuziek zoals die enkel door dit schuimbekkende duo gemaakt kon worden.
Ook het zinderende “Night Train” -de rif alleen al zorgt voor dezelfde opwinding die veroorzaakt wordt door het tegemoet snellen van een onbekende bestemming – overklast moeiteloos het gros van Ash & Ice, de laatste, ietwat ondermaatse studioplaat. In al zijn rommeligheid is “Run Home Slow” een brok rock-‘n-roll die gemaakt is om, met de wagen ditmaal, nieuwe horizonten tegemoet te scheuren. “Jewel Thief” laat dan weer horen dat The Kills heel wat potentieel onbenut hebben gelaten: het nummer is op een akoestische gitaarrif gebouwd en schurkt, op eigenzinnige wijze, tegen oude blues aan. Een richting die de band uiteindelijk minder verkend heeft dan in de begindagen verwacht werd.
Dat was immers de periode dat Beefhearts “Dropout Boogie” vaste prik was tijdens concerten van The Kills. De song stond in een studioversie op de Black Rooster EP uit 2002 en zou hier logischerwijze dus ook een plaats verdienen, maar neen hoor. Blinkt verbijsterend genoeg ook uit in afwezigheid: de wonderlijke cover van The Velvet Undergrounds “Pale Blue Eyes”, die te vinden was (en is) op de The Last Goodbye EP, een kleinood dat hier in zijn geheel over het hoofd gezien wordt. Ook “One Silver dollar” en de ingetogen interpretatie van “Crazy” zijn in geen velden of wegen te bekennen. Begrijpe wie begrijpen kan. Gelukkig is de cover van “I Put a Spell On You” wel present, in een korte, krachtige en sinistere versie.
Met Little Bastards ligt een leuk kerstcadeau klaar dat kan dienen als soundtrack bij het uit verveling in de fik steken van de kerstboom, alvorens de benen te nemen voor de autoriteiten hun opwachting maken. De verzamelaar is een veredelde mixtape die fungeert als tegengif voor de verplichte ‘gesjelligheid’. De songs die jammerlijk ontbreken, gooi je dan maar zelf in een playlist. Tegelijk is Little Bastards ook een treurig zoethoudertje: weldra is het alweer tien jaar geleden dat Blood Pressures, de laatste écht goede plaat van The Kills uitgebracht werd. Alison Mosshart loste afgelopen jaar weliswaar enkele fraaie songs en een fascinerende poëzieplaat, maar wat The Kills betreft lijkt het er ondertussen op alsof we het beste gehad hebben.