Het is voor iedereen coronacrisis, dus ook voor het dit voorjaar al jarige Yevgueni dat pas dinsdagavond voor het eerst nog eens als vijftal mocht aantreden. Maar als je twee decenia carrière viert, dan doe je dat en pleine forme, én met een setlist die het hele spectrum bestrijkt. Zo voelden we nog eens waarom de groep rond Klaas Delrue zo ongrijpbaar blijft.
Geen idee of de band het zelf heeft gekozen, maar de mixtape die de brug maakt na voorprogramma Slow Pilot legt de vinger nog eens op de zere wonde. Je hoort hoe de band de beste psychedelica aan deze kant van de oceaan neerzet, Boudewijn de Groot plant het net iets te nadrukkelijk articulerend in de Lage Landen neer. Dat was altijd het probleem met kleinkunst: de muziek was internationaal, de zang bleef steken in geforceerde dictie en een onnatuurlijke voordracht. Het was bij Yevgueni vaak niet anders, met een Klaas Delrue die zich verloor in de juiste vormvereisten en overacting, maar vanavond is de les geleerd. En dat is goed.
Want, jongens, wat is dat Yevgueni een goeie band. Zelfs van een slecht vertaald anglicisme als “Zo Ver, Zo Goed” maken ze meeslepende breedbeeld-america, het ronken van “Robbie II” zou Neil Young op zijn minst goedkeurend doen knikken. En dan zijn er nog die prachtige Eels-gitaartjes van “Waar jij niet bent” en “Wat nu belangrijk is”; puur goud. Zo is ook “Het is niet veel”: warm opgloeiend en omarmend.
Is Yevgueni onze Wilco? Je zou het willen, maar dan zit je weer met het platte “Man zijn” dat smeekt om meeklappen en qua woke zijn ergens halverwege de twintigste eeuw is blijven hangen. “Welkenraedt”? Tekstueel minder onrustwekkend, maar al even onbeholpen hengelend naar publieksgunst. Yevgueni wil wel, maar dúrft nooit echt, als de schizofrene groep die het is. Ook vanavond wordt hoogstens langs de randjes geschuurd, die écht belangrijke deep cuts uit het oeuvre vermeden alsof ze accidents de parcours waren.
Ergens is dat begrijpelijk. Het is wat je moet doen als je ooit het licht zag met “Als ze lacht”, een charmant nummer dat vrouwenheerschappij – dat gejuich! – zo bezong dat geen man zich bedreigd voelde. Je wil niet bruskeren. Je wil wel distortion, maar als je het doet (zoals in “Was er maar iemand”) voelt het getelefoneerd aan. Toch hou je van Yevgueni. Het hart zit op de juiste plaats, de melodieën zijn top. Het scheelt maar een beetje of Klaas Delrue had zijn vinger helemaal op je pols. Het blijft een gezelschap dat wil reiken naar de sterren, maar de grond nooit kan loslaten. En misschien is er niets Vlaamser dan dat; wel ambitie hebben, maar de klei zuigt toch zo, mijnheer.
En dan is er nog pech, die eeuwig ongenode gast. Er gaat iets mis met de PA en de heren zijn veroordeeld om vanaf het podium zonder versterking te spelen. Delrue probeert een solo “Eenzaam met jou”, maar beterschap lijkt niet in zicht. Uiteindelijk zal de band in de coulissen blijven, en werkt de zanger solo af met “Pannenkoeken” en “Sara”.
En dat is dat. Twintig jaar Yevgueni samengevat in achttien nummers. Dat zijn er twee te weinig om àf te zijn, maar dat is detailkritiek. Afgaand op de laatste twee albums kunnen Delrue en maten er nog wel even tegen.