Drie jaar na zijn debuut Wintres Woma keert gitarist James Elkington terug met een opvolger die met zijn bucolische, Britse folk naadloos aansluit bij dat debuut.
Hoewel het nog maar het tweede solo-album is voor de ondertussen bijna vijftigjarige Elkington heeft hij er vooral als gastmuzikant al een imposante carrière opzitten. De lijst van artiesten waarmee hij in de loop der jaren samenwerkte is behoorlijke indrukwekkend: Richard Thompson, Tortoise, Steve Gunn, Nap Eyes en stadsgenoot Jeff Tweedy. Ever-Roving Eye werd dan ook, net zoals het debuut, opgenomen in diens The Loft studio’s in Chicago met een band waar naast Jeff Tweedy’s zoon Spencer op drums ook Tamara Lindeman — beter bekend onder haar nom de plume The Weather Station — op backing vocals opvallende naam is.
Een half leven woont de in Engeland geboren Elkington ondertussen al in Chicago sinds hij er eind jaren ‘90 heen trok. Maar ‘s mans muziek is ver verwijderd van de geluiden en het drama van de metropool. Elkington brengt Engelse folk die meteen herinneringen oproept aan muzikanten als Davey Graham, Bert Jansch, John Martyn en Nick Drake. Het gitaarspel van Elkington staat centraal op het album, de band legt subtiele accenten in de nummers maar is vooral onopvallend aanwezig al zorgen de strijkers en houtblazers voor warme tonen.
Ever-Roving Eye is een album dat over de tien nummers heel erg coherent aanvoelt. Elkington liet in interviews wel uitschijnen dat hij songs had geschreven die muzikaal andere horizonten opzochten maar dat hij, om de muzikale eenheid van het album ter wille te zijn, die aan de kant had geschoven. Elkingtons fingerpicking gitaarspel staat vanaf openingsnummer “Nowhere Time” centraal in de nummers die een pastorale en onbezorgde sfeer uitstralen. Escapistische muziek die doet wegdromen naar zorgelozere tijden. “Leopards Lay Down” voelt als een warme lentedag, terwijl dartele nummers als “Sleeping Me Awake” of “Carousel” voor wat extra schwung zorgen.
Slechts heel af en toe is er een nummer dat even afwijkt van dat stramien. “Late Jim’s Lament” heeft een subtiele jazzy toets, terwijl in het titelnummer zowaar een elektrische gitaar een bedeesde opwachting maakt. Het instrumentale “Rendlesham Way” roept dan weer de sfeer op van de omgeving van de Chiltern Hills in het Engelse platteland waar Elkington opgroeide. Op z’n beste momenten — zoals op het prachtige, weemoedige “Go Easy On October” — toont Elkington dat hij wel dat zijn naam niet zou misstaan in het rijtje van Renbourn, Jansch en co.
Ever-Roving Eye is een album van klein genot, een dat maar gradueel ontbolsterd. Zoals de beste Britse folk roept het beelden van herderlijke landschappen op, van alle tijdsbesef ontdaan. James Elkington lijkt eindelijk zijn eigen stem gevonden te hebben als muzikant die zelf zijn ding doet in plaats van enkel anderen bij te staan. Ever-Roving Eye is een knap, ingetogen kleinood geworden.