Waar de zon schijnt, is er schaduw. En in de leef- en popwereld van Haim lijkt de zon 24 uur lang te schijnen. Maar voor het eerst belichten de drie zussen ook de schaduwzijde daarvan. Het geeft hun muziek de broodnodige persoonlijkheid en gelaagdheid die er op de twee vorige platen te weinig was.
Relatiebreuken, depressies, angsten, writer’s blocks. De immer goedlachse zusjes hebben er een paar zware jaren op zitten. Tweede plaat Something To Tell You, was wat weifelend onthaald. Dat kwam doordat de plaat ook weifelend klonk. Voor een volbloed popplaat ontbraken er veel hooks, melodieën, refreinen. De overgang van rommelige maar aanstekelijke debutanten naar volbloed popact gebeurde zo met te magere songs. De stap van branie naar bravoure werd niet gezet. In deze Spotifytijden werden ze zo bijna meer bekend om hun samenwerkingen met, horresco referens, Calvin Harris, Charli XCX, Bastille en Stromae en Lorde. Ook niet ideaal.
Twee nummers illustreren de inherente sterkte van dit als pamflet verpakte album. “The Steps” is een van de beste songs die Haim al geschreven heeft, met een hoekigere productie gekoppeld aan een klaterend gouden, zonovergoten melodie. Danielle Haim haar tekst schreeuwt dan weer bitterheid en frustratie uit over een destructieve relatie waarin de vrouw als bijzettafel gebruikt wordt. “Sumer Girl” zoekt het experiment dan weer verder op, met een groove die van Lou Reed’s “Talk A Walk On The Right Side” wordt geleend, om er vervolgens een speelse sax door te laten banjeren. De lichtvoetigheid is verraderlijk: de “Summer Girl” is Danielle Haim zelf. Die beloofde ze voor haar partner (en medeproducer van deze plaat) Ariel Rechtshaid te zijn zodra ze hoorde dat hij kanker had. In het verstillend mooie “Halleluiah” huldigt Alana Haim dan weer een vriendin die stierf op 20-jarige leeftijd. De littekens van de zussen mogen jeuken deze keer.
In dat spanningsveld gebeuren dan ook de boeiendste dingen op Women In Music Part III. Openingsnummer “Los Angeles” zet daarin al de toon: tegen een broeierige muzikale achtergrond en luchtige “poo poo doo”-koortjes van haar zussen verzucht Danielle: “These days, I can’t see no visions / I’m breaking, losing faith”. Het rotaanstekelijke “Now I’m In It” doet dromen van uitgelaten dansende massa’s in grote festivaltenten, maar gaat over mentale problemen. In de prachtsingle “Don’t Wanna” huwelijken de zussen een drummachine en R&B-ritme uit aan Tom Petty’s Wildflowers uit 1994. De opbouw is om door een ringetje te halen. Tekstueel kringelt er rook op uit een zoveelste relationele strijd: “We both have nights waking up in strangers’ beds / But I don’t wanna give up yet.”
Op de juiste momenten is Women In Music Part III ook broeierig. Zoals het muzikaal rijpe “Up From A Dream”, dat eigenhandig de vorige plaat overklast. Er wordt geëxperimenteerd, dissonante geluiden zorgen voor wrijving waar het hun tot dusver aan ontbrak – zoals de ijselijke schreeuw in het door jaren tachtig drums op gang getrokken “All That Ever Mattered”. Ook tekstueel moet het niet alleen over lasten, maar mag het ook over lusten gaan: “We’re watching the sunrise from the kitchen counter / When you lie in between my legs, it doesn’t matter / You say you wanna go slower but I wanna go faster”. En zoals de titel doet vermoeden, rekenen de zussen ook af met het seksisme in de muziekindustrie (“Man From The Magazine”) – “You don’t know how it feels to be the cunt”.
De catchiness van de perfecte singles van het debuutalbum is er voor het grootste deel niet meer bij, maar Women In Music III klinkt zoveel rijker dan al wat de zussen hiervoor hebben gedaan. De vergelijkingen met Fleetwood Mac zijn voor het eerst écht terecht: tekstuele donkerte en een verraderlijk lichte muzikale omlijsting zorgen nog steeds voor vuurwerk aan de popmuziekhemel.