Stond er een jaar of acht à tien geleden een nieuwe generatie op met onder meer Ruben Machtelinckx en de broers Cools, die uiteindelijk mee aan de wieg zouden staan van platformen als Aspen Edities en granvat, dan is intussen alweer een nieuwe generatie muzikanten opgedoken die daar aan refereert en eigen richtingen opzoekt. Het Gentse kwartet Suura is er zo eentje. Zij laten van zich horen via bwaa, het fijne label dat onlangs tekende voor het derde album van Kabas.
De band rond gitarist/componist Nicolas Van Belle laat net als bovenvermelde muzikanten horen dat adjectieven als ‘zachtaardig’ en ‘akoestisch’ geen synoniem hoeven te zijn voor wolligheid of saaiheid. Integendeel, de muziek van Suura biedt ondanks de relatieve kaalheid en lagere volumes vaak een uitdaging door de manier waarop ruimte (niet) wordt ingevuld, de instrumenten zich verhouden tot elkaar en composities ontrafeld, dan weer in elkaar gepast worden. Die composities neigen regelmatig naar pastorale folk, bewegen even gestaag als grillig, met een gitaar die stekelige patronen uitzet, de saxen van Werend Van Den Bossche (alt) en Reindert Spanhove (tenor) die soms ongemakkelijk schuren, en de bas van Emanuel Van Mieghem die het sluitstuk vormt van een ensemble dat de luisteraar op sleeptouw neemt langs een onvoorspelbaar parcours, soms even rafelig als innemend.
De korte improvisaties – “Morphe I, II & III” – die door het album verspreid zijn illustreren al mooi hoe onconventionele effecten en spelen met texturen geïntegreerd zijn in het groepsgeluid. Kleppengeklik en ruisende ademhaling worden vervlochten met strijkstokgolven en resonerend metaal. Samen vormen ze een microscopisch schaduwspel, even meditatief als weerbarstig. Dat zet zich ook verder in de composities als “Optiark II” of “Eenzelfde Ochtend”, die regelmatig hinten naar Machtelinckx’ kwartet (met Wouters, Jensson en Badenhorst) of Linus in de gedaante met Van Heertum en Nils Økland. Ergens tussen fragiele folk en vrijheid uit verweerde gebieden, met zachtheid die ruwheid suggereert, onderhevig aan de wetten van de natuur. Een schijnbare gaafheid die nu en dan scheurtjes vertoont via instrumenten die statig klinken, maar al te graag wat prutsen aan de naden.
De titels zijn regelmatig indicaties. “Wintergreis” dwaalt dromerig en op de tast met grijstinten, “Somber” is meer dan acht minuten tergend traag bewegen met een ontbeend gitaarpatroon en saxen die rond elkaar wentelen, soms klinken als fluiten en een ongemakkelijke sfeer binnenlaten. Afsluiter “Luwte” is een solostukje voor Van Belle dat de sfeer van het album nog eens samenvat. En als “Optiark I” de minder geoefende luisteraar al op de proef zal stellen met saxen die ongebonden rond elkaar fladderen, dan wordt in de tweede helft van “Efialtis” gebruikt om te werken met extreme effecten die haast overslaan in abstracte noise. Een soort van schokeffect dat het album een wending geeft waarmee het vertrouwde definitief overboord gaat.
Het maakt van Luwte een album dat meer dan veelbelovend is. Zinderend, bij momenten bedwelmend, maar net zo goed compromisloos. Te ontdekken voor nieuwsgierige oren die weten dat de beste weidse, noordelijk getinte combinaties van folk, jazz en improvisatie zoveel meer kunnen zijn dan behaaglijke geruststelling.
Het album is verkrijgbaar op cd, tape (elk met uniek artwork) en digitaal.