Wanneer Bob Dylan acht jaar na Tempest eindelijk nog eens met een album met nieuw, eigen werk op de proppen komt, zijn de verwachtingen logischerwijze hooggespannen. In de tussentijd trok Dylan zijn schatkist aan Bootleg Series-releases wel wijd open (zes volumes) en bracht hij een trilogie uit van Sinatra-coveralbums (dat was er minstens een te veel). Maar een album vol nieuwe nummers, dat is nog wat anders.
Het is onvermijdelijk dat elk woord, elke strofe die Dylan neerpent meteen aan een grondige tekstexegese onderworpen wordt. Sinds Love & Theft ontpopte hij zich immers tot een artiest die er niet voor terugdeinst om zich melodieën of tekstflarden van andere artiesten of obscure dichters en schrijvers toe te eigenen. De titel van dit nieuwe album, Rough & Rowdy Ways, verwijst bijna rechtstreeks naar een nummer van countrylegende Jimmie Rodgers (“My Rough And Rowdy Ways”) en de hoesfoto van Ian Berry uit een al lang niet meer bestaande Londonse club werd eerder al gebruikt op een Northern Soul-compilatie. Het is de folktraditie van leentjebuur spelen en toeëigening waarin Dylan zich een ware grootmeester toont met resultaten die volstrekt uniek zijn.
Begin jaren ‘90 nam Bob Dylan twee coveralbums op die gedrenkt waren in stokoude folk en blues (Good As I Been To You en World Gone Wrong). Wat toen een periode van creatieve droogte leek, bleek achteraf de inspiratie te zijn van een sterke reeks albums waarop Dylan zich verdiepte in de traditie van folk en blues en die klonken alsof ze evengoed ettelijke decennia eerder konden zijn opgenomen. In zekere zin blijkt de Sinatra-trilogie een vergelijkbare rol gespeeld te hebben voor deze Rough And Rowdy Ways, die voor het grootste deel in een vergelijkbare klankkleur zit, vooral dan wat betreft Dylans vocalen. Want laat ons wel wezen, Dylans roestige en doorleefde zang máákt dit album.
Muzikaal is Rough & Rowdy Ways immers behoorlijk ingetogen. Er valt wat slidegitaar, piano, mandoline of mondharmonica te bespeuren, maar het tempo is op een paar uitzonderingen na gezapig. Grote uitspattingen vallen nergens te bespeuren. De plaat wordt gekenmerkt door de teksten en zang van Dylan. Ondertussen heeft hij natuurlijk een oorkonde van het Nobelcomité boven de schouw hangen, wat maakt dat zijn teksten zo mogelijk als nog belangrijker gepercipieerd worden. De culturele en historische referenties op het album zijn nauwelijks bij te houden. Dylan parafraseert Whitman en Shakespeare en verwijst naar personen als Al Pacino, Anne Frank, Thelonious Monk, George Patton en nog veel, veel anderen. Het toont zijn meesterschap dat het nergens geforceerd of vergezocht overkomt.
Bij momenten klinkt Dylan op Rough & Rowdy Ways persoonlijker dan we van hem gewoon zijn, of — want met Dylan weet je natuurlijk nooit — zo lijkt het toch. Op “I Contain Multitudes” croont hij — begeleid door een rustige gitaar — over het vat vol tegenstrijdigheden dat hij is (“I’m a man of contradictions / I’m a man of many moods”). Of het gaat over de liefde, want zelden pende hij een even ontwapenend, zelfs simpel, liefdeslied als “I’ve Made Up My Mind To Give Myself To You”. In “Mother Of Muses” gaat Dylan dan weer op zoek naar de bron van de inspiratie, naar zijn muze. Het zijn deze nummers waar de invloed van de voorbije coveralbums het prominentst aanwezig is.
Op het eerste gehoor liggen heel wat nummers in hetzelfde muzikale vaarwater. Toch stoort dat nauwelijks, want Dylan weet meesterlijk met sfeer te variëren. In het stapvoets schuifelende “My Own Version Of You” gaat Dylan aan de haal met Mary Shelley’s Frankenstein (“I’ve been visiting morgues and monasteries / Lookin’ for the necessary body parts / Limbs and livers and brains and hearts / I’ll bring someone to life is what I wanna do”). “Black Rider” is dan weer verwant met zijn “The Man In The Long Black Coat”, een mysterieuze soundtrack bij dat donkerste uur, vlak voor dageraad.
Naar gewoonte duikt Dylan ter variatie ook weer diep in de bluesgeschiedenis. “Crossing The Rubicon” is een rustige, lijzige blues, een zoektocht naar de breekpunten van ieder mens. Twee bluesstampers staan er op het album. Op “False Prophet” — waarvoor de melodie geleend werd van een oude song van Billy “The Kid” Emerson — krijgen we een grommende, dreigende Dylan te horen, terwijl “Goodbye Jimmy Reed” een luchtigere, speelse barroomblues is.
Dat Dylan een grote interesse heeft voor de geschiedenis van de Amerikaanse burgeroorlog, was al bekend uit eerdere nummers. Op “Key West (Philosopher Pirate)”, misschien wel de sleutelsong van het album, toont hij zich dan weer een chroniqueur van de Amerikaanse mythologie. De eindbestemming van de road trip — de archetypische Amerikaanse manier van reizen — uit het nummer is Key West. Een eiland dat niet alleen nauw verbonden is met Ernest Hemingway, maar ook met talloze presidenten. Het nummer opent niet toevallig met een verwijzing naar president William McKinley — met een paar uit de blues traditional “White House Blues” gejatte tekstregels — maar ook de Beat Generation schrijvers en een paar grondleggers van de Amerikaanse muziekcultuur komen aan bod. Hoewel het een nummer is dat het vooral moet hebben van subtiele accenten en een spel van texturen verveelt het in meer dan negen minuten geen seconde. Zo sterk is het.
Slotsong “Murder Most Foul” is met bijna 17 minuten het langste nummer dat Dylan ooit schreef en past in een reeks van epische afsluiters (“Sad-Eyed Lady Of The Lowlands”, “Highlands”). Het nummer handelt over de moord op John F. Kennedy, een van de meest mythische gebeurtenissen in de Amerikaanse geschiedenis. “The seven seconds that broke the back of the American century”, schreef auteur Don DeLillo er ooit over. Ook voor Dylan is de moord een keerpunt die de ziel van de natie verscheurde. De moord en de onmiddellijke nasleep ervan gebruikt hij als kapstok voor mijmeringen over vervlogen tijden, over wat voorbij is en niet meer terugkomt. De begeleiding is bijna onbestaand, het is de zeggingskracht van Dylans stem die het nummer draagt.
De meester mag ondertussen 79 geworden zijn, en de tijden dat hij de muziekgeschiedenis eigenhandig een nieuwe richting uit stuurde liggen al een hele poos achter ons. Maar de albums die hij de voorbije decennia maakte, tonen een artiest die nog altijd resoluut zijn eigen ding doet. Het is muziek die ongegeneerd achterom kijkt maar tegelijk tijdloos is. Rough & Rowdy Ways is een zoveelste prachtplaat in het slot van ‘s mans carrière.