Of ze die wind in de zeilen, die duwtjes in de rug zelf altijd opmerkt, willen we betwijfelen. Maar met haar tweede, uitstekende dromerige soloplaat bevestigt de 25-jarige Phoebe Bridgers uit Los Angeles alvast ons vermoeden en vergroot ze ongetwijfeld haar aantal Instagram-volgers. Er zullen slachtoffers vallen in de slaapkamers van talloze indiejongens.
Het prima debuut Stranger In The Alps uit 2017 leek ons bij momenten wat te vrijblijvend te kabbelen en iets te makkelijk te teren op banale emopopfolk. Het hapte lekker weg, maar er bleef iets knagen. Ook op deze Punisher treffen we af en toe wat plompverloren banaliteit aan, maar door het thema van de plaat – zich wentelen in je eigen cocon en onoverkomelijke futiliteiten terwijl de wereld eindelijk naar de haaien gaat – blijken sommige introverte bespiegelingen wonderwel de boel te ontmijnen.
Het is volgens ons dan ook geen toeval dat deze verzameling songs over het nakende einde van de wereld op dezelfde dag losgelaten wordt op die vermaledijde wereld als het langverwachte tweede deel van The Last Of Us, nog steeds het beste wat er op een Playstation-console te beleven viel de voorbije jaren. Zelfs de instrumentale opener “DVD Menu” lijkt geplukt uit de soundtrack van dat spel. Dat wonderlijke PS4-pareltje was namelijk ook al zo’n intriest post-apocalyptisch verhaal over wantrouwen, bedrog en geïnfecteerde monsters. Op papier lijkt Punisher een ietwat geforceerd conceptalbum, maar het geheel klinkt en klikt wonderwel. Mocht Nachtradio nog bestaan, er zou nogal geplukt kunnen worden uit deze Punisher.
Muzikaal vallen er gelukkig weinig verrassingen te noteren; de samenwerking met Conor Oberst op het fantastische Better Oblivion Communion Center heeft haar duidelijk nog meer zelfvertrouwen gegeven. Er klinkt al eens een schaarse trompet, viool of banjo, maar het blijft erg vertrouwde folkrock. Ze geeft in interviews – nadat ze eerst de obligate Ryan Adams-vraag heeft beantwoord – ook graag toe dat ze uit liefde, respect (en vermoedelijk ook wat inertie) zoveel mogelijk steelt van andere artiesten. Een citaatje van The Replacements hier, een referentie aan John Lennon daar. De titelsong is zelfs opgedragen aan haar grote voorbeeld en voormalige stadsgenoot Elliott Smith.
Bridgers heeft ondertussen ook een hechte groep muzikanten rond zich weten te verzamelen; haar eigen indiewereldje als het ware, waarin gasten met voordelen als Oberst of Berninger ook af en toe binnen komen geschuifeld. Als zelfs haar Nederlandse tourmanager de tweede stem mag doen op de single “Garden Song”, dan weet je dat de sfeer goed zit. Jeroen Vrijhof doet dat trouwens behoorlijk, we dachten aanvankelijk zelfs even aan een ingehouden Mark Lanegan. Ach, het eind van de wereld heeft al erger geklonken.
Outsiders, getormenteerde buitenbeentjes, bevolken ook nu weer de leefwereld van Bridgers. Ze hebben zich opgesloten in de badkamer, leven in de buurt van ziekenhuizen en zoeken de eenzaamheid op van de nachtwinkel. “To hide in plain sight”, klinkt het ergens treffend. En altijd weer is er die breekbare stem. Om troost te bieden, maar ook om achteloos zinnen als “You stuck your tongue down the throat of somebody who loves you more” in het rond te strooien. Achtergelaten, weggegooid als een verfrommelde Kleenex. Ach, mannen. Maar wel een hoogtepunt, die “Moon Song”, waarin ook nog Eric Clapton een sneer krijgt. Met zijn verdomde “Tears Of Heaven” ook altijd.
Absolute huisfavoriet is hier toch al een tijdje het verstilde, dromerige “Halloween”, een schaars, Japans aandoend pleidooi voor vrijheid, maar evenzeer het relaas van een relatie die geruisloos uitdoofde. Maar alles kan tijdens het pompoenfeestje. Zeker als Oberst op het eind nog even “be whatever you want” komt meeneuzelen. Ook een mooie zin voor tijdens die apocalyps is “there’s a last time for everything”. Nostalgie met een fikse scheut fatalisme. We hebben dat nu eenmaal graag.
De stampende Velvet Underground-achtige intro van “ICU” doet ons toch even opveren uit onze knusse slaapdroom, maar Waiting For My Man maakt al snel plaats voor My Man Has Left Me And He Wants To Stay Friends. Flauwe woordspelingen horen er nu ook eenmaal thuis, daar aan het eind van de wereld as we know it.
Slotakkoord “I Know The End” is ten slotte een atypische, berustende hymne met de nodige referenties aan The Wizard Of Oz (“Close my eyes/Fantasize/Three clicks and I’m home”), inclusief een subtiele sneer aan Donald Trump. Maar een reclamebord had het einde van de wereld al aangekondigd, de bombast zwelt aan en een Elbow-koortje neemt het over. Er wordt wiegend “the end is near” gezongen, waarna de plaat eindigt met geschreeuw en een sardonisch, hijgend lachje van Bridgers.
Het overkomt ons zelden dat we na slechts enkele confrontaties al tot over onze oren verliefd worden, maar deze keer was het behoorlijk prijs. De eerste beluistering was misschien nog schoorvoetend en afwachtend, maar na elke nieuwe draaibeurt van Punisher was er geen houden meer aan. Onze jongere versie zou zich ongetwijfeld opsluiten in zijn jongenskamer met glazige ogen en deze tweede van Phoebe Bridgers. Nu houden we het bij staren naar de sterrenhemel en hopen op een ontploffing, terwijl we in een hangmat lurken aan een welverdiende Gin Tonic. De soundtrack voor dat lijzige einde hebben we alvast.